Module 5: Huisdieren (gehouden dieren)

5.3 Katten

Katten maken een belangrijk onderdeel uit van veel Nederlandse huishoudens én in de openbare ruimte. Volgens recente gegevens zijn er in Nederland ongeveer 3,16 miljoen huiskatten, waarbij 23% van de huishoudens één of meer katten bezit. Van deze katten heeft 56% beperkt toegang tot buiten, 4% kan altijd zelf bepalen wanneer ze naar buiten gaat, en 40% komt nooit buiten. Daarnaast wordt het aantal zwerfkatten geschat tussen de 135.000 en 1,2 miljoen, hoewel deze schattingen variëren door verschillende onderzoeksmethoden. (bron: Visie op jachtgedrag van de loslopende kat in Nederland).

Katten maken al eeuwen deel uit van onze leefomgeving. In tuinen, parken en straten komen we ze regelmatig tegen – soms als huisdier op pad, soms zonder eigenaar. Gemeenten hebben hierin een belangrijke rol: zij krijgen te maken met zorg voor dieren zonder baasje én met klachten van bewoners, zoals over vogels die worden gevangen of kattenpoep in de tuin.

Het debat is actueel: katten worden soms gezien als bedreiging voor de natuur, terwijl anderen juist wijzen op het recht van katten om hun natuurlijke gedrag te vertonen. Er zijn voorstellen gedaan om katten binnen te houden of aan te lijnen, maar experts waarschuwen dat zulke maatregelen het welzijn van katten kunnen schaden. Tegelijkertijd is de bezorgdheid over afnemende vogelpopulaties reëel.

In deze les leer je hoe je als gemeente om kunt gaan met katten in de openbare ruimte – met aandacht voor dierenwelzijn én leefbaarheid. We behandelen de verschillende typen katten, relevante wetgeving, mogelijke maatregelen en het belang van goede communicatie met inwoners.

Verschillende typen katten

Niet elke kat die buiten rondloopt, is hetzelfde. We onderscheiden grofweg drie typen katten in de openbare ruimte, elk met een eigen achtergrond en aanpak:

Typen katten
Huiskat met buitenruimte

Dit is de gewone huiskat die een eigenaar heeft en in huis leeft, maar regelmatig naar buiten mag. Veel katten vallen in deze categorie. Ze zijn geboren in een huiselijke omgeving en worden als huisdier gehouden – vaak zelfs als een gezinslid.

Huiskatten zijn voor voedsel, verzorging en gezondheid afhankelijk van mensen. Sommige huiskatten blijven in de eigen tuin; anderen zwerven door de buurt voordat ze weer thuis slapen. Omdat ze doorgaans goed gevoed worden, hoeven huiskatten niet te jagen om te overleven – al zullen ze soms wel hun jachtinstinct volgen en bijvoorbeeld een muis of vogel vangen.

Het jachtsucces van een huiskat verschilt per individu en hangt af van factoren als de tijd die ze buiten doorbrengen en het voedselaanbod thuis​. Veel huiskatten vangen amper prooi, maar een paar fanatieke jagers kunnen toch regelmatig vogels of muizen te pakken krijgen.

Buitenkat

Met “buitenkat” bedoelen we katten die grotendeels buiten leven, maar enigszins door mensen verzorgd worden. Een voorbeeld is de boerderij- of schuurkat: katten die op een erf, manege of boerderij geboren zijn en daar gehouden worden om muizen te vangen​.

Deze katten zijn doorgaans geen knuffeldieren; ze krijgen minimale medische zorg en worden vaak nauwelijks tam gemaakt. Ze krijgen soms wat voer van de boer, maar moeten voor het grootste deel zelf hun kostje bij elkaar jagen. Hierdoor zijn schuurkatten en vergelijkbare buitenkatten meestal efficiënte jagers – katten die niet goed kunnen jagen, overleven het immers niet in deze situatie​.

Buitenkatten hebben dus een status tussen huisdier en wild dier in: ze hebben vaak een terrein (boerderij, opslagterrein, industriegebied) waar ze gedoogd of gewenst zijn vanwege ongediertebestrijding, maar ze vallen niet onder de intense menselijke zorg die huiskatten krijgen.
Overigens beschouwen sommige eigenaren hun buitenkat wel als “hun” dier (bijvoorbeeld de boer die zijn schuurkat toch een naam geeft en geregeld bijvoert), maar in praktijk planten deze katten zich meestal ongecontroleerd voort als ze niet gecastreerd worden.

Zwerfkat of verwilderde kat

Dit zijn katten zonder eigenaar die op straat of in de natuur leven. Een zwerfkat is vaak ooit als huiskat begonnen – bijvoorbeeld weggelopen, verdwaald of achtergelaten – en leeft nu buiten​.  Zwerfkatten bevinden zich qua gedrag tussen huiskatten en wilde katten in. Sommige zwerfkatten blijven tam genoeg om weer door mensen benaderd te worden; andere worden steeds schuwer naarmate ze langer op zichzelf zijn. Wanneer een zwerfkat langdurig moet overleven zonder menselijk contact, spreken we van een verwilderde kat. Verwilderde katten zijn in feite verwilderde huiskatten: ze kunnen zich zonder mensen redden en zijn vaak volledig op jacht aangewezen voor voedsel.

Kittens geboren in het wild (bij zwerf- of verwilderde moederpoezen) groeien op zonder socialisatie met mensen en zijn meestal ook erg schuw. Deze dieren leven in kolonies of afzonderlijk, en mijden mensen. Zwerf- en verwilderde katten krijgen geen structurele zorg – ze zijn aangewezen op afval, prooidieren en af en toe de vriendelijkheid van buurtbewoners die ze voeren. Het verschil tussen de twee termen is subtiel: zwerfkat benadrukt het ontbreken van een eigenaar (de kat zwerft rond), verwilderde kat benadrukt de staat van wildheid (niet socialiseerbaar).

In de praktijk wordt vaak gewoon “zwerfkat” als verzamelterm gebruikt, ook voor verwilderde katten. Dit is de groep katten die het meest kwetsbaar is én de meeste overlast kan veroorzaken als er niets gedaan wordt aan voortplanting en gezondheid.

Wilde kat

Naast huiskatten, buitenkatten en zwerfkatten bestaat er nog een vierde type kat in Nederland: de wilde kat (Felis silvestris silvestris).

Deze soort is genetisch verwant aan onze huiskat, maar is een echte inheemse wilde diersoort die zich zelfstandig in de natuur handhaaft, zonder enige afhankelijkheid van mensen. Wilde katten zijn schuw, leven solitair en jagen uitsluitend op wilde prooidieren, zoals muizen en kleine vogels. In tegenstelling tot zwerfkatten zijn ze nooit gedomesticeerd geweest.

Tot voor kort kwam de wilde kat in Nederland nauwelijks voor, maar de laatste jaren neemt de populatie langzaam toe, vooral in Zuid-Limburg, waar bossen en heuvelachtig landschap een geschikt leefgebied vormen. Soms worden ze per ongeluk verward met verwilderde huiskatten, maar het is belangrijk om deze soorten uit elkaar te houden: wilde katten zijn wettelijk beschermd en mogen niet gevangen of verstoord worden.

In gemeentelijk beleid rond zwerfkatten spelen wilde katten doorgaans geen rol, maar het is wel goed om te weten dat hun aanwezigheid toeneemt – en dat er dus scherp onderscheid nodig is in communicatie en aanpak, zeker in gebieden waar beide soorten voorkomen.

Dit onderscheid is belangrijk omdat elk type kat een andere benadering vraagt.

  • De huiskat met buitenloop heeft een eigenaar die verantwoordelijk is en met voorlichting of regels bereikt kan worden.
  • De buitenkat op het erf vereist wellicht afspraken met de eigenaar van het terrein (bijvoorbeeld stimulering tot castratie van schuurkatten om verdere aanwas te voorkomen).
  • Zwerfkatten en verwilderde katten vallen onder de verantwoordelijkheid van de gemeente omdat er geen eigenaar is.
  • Wilde katten vallen dan weer onder de verantwoordelijkheid van de provincie als dier in het wild.

Zwerfkattenproblematiek en de rol van de gemeente

In veel gemeenten ontstaat van tijd tot tijd een zwerfkattenprobleem: magere katten op straat, kittens in schuurtjes en vechtende katers. Dit is niet alleen sneu voor de dieren, maar zorgt ook voor klachten van bewoners. Een ongeholpen poes kan meerdere keren per jaar werpen, waardoor een klein probleem snel uitgroeit tot een kolonie.

Gemeenten hebben hierin een zorgplicht: zwerfkatten met een mogelijke eigenaar moeten worden opgevangen, meestal via dierenambulance of asiel. Als een eigenaar niet wordt gevonden, kan de kat na een wettelijke termijn worden herplaatst. Dit systeem werkt bij tamme katten, maar verwilderde katten passen hier niet in – zij zijn vaak niet te socialiseren en moeilijk te vangen.

Sommige gemeenten pakken dit actief aan, bijvoorbeeld met hulp van de zwerfkattenopvang. Anderen reageren pas bij klachten. Voorkomen is beter én goedkoper dan genezen: met tijdige castratieacties en chipregistratie kan veel ellende worden voorkomen. Gechipte katten kunnen bovendien sneller naar huis, wat opvangcapaciteit en gemeentekosten bespaart.

Invloed op natuur en reacties van inwoners

Vrij rondlopende katten jagen van nature op muizen, vogels en andere kleine dieren. Volgens schattingen doden katten jaarlijks miljoenen prooidieren, waaronder tot wel 18 miljoen vogels. Vooral vogelbeschermers zien loslopende katten als een bedreiging voor de biodiversiteit en pleiten voor maatregelen zoals belletjes, avondklokken of een aanlijnplicht.

Tegelijk wijzen katteneigenaren erop dat ook andere factoren bijdragen aan de vogelsterfte, zoals verkeer en pesticiden. Katten hebben een natuurlijk jachtinstinct, en volledig binnenhouden kan hun welzijn schaden. In woonwijken vangen ze bovendien vaker muizen dan gezonde vogels. Volgens het Kattenkenniscentrum hangt de impact sterk af van het gebied: een kat in een natuurgebied heeft een ander effect dan in een stedelijke tuin.

Inwoners reageren heel verschillend: de een voert zwerfkatten en hangt vogelvoer op, de ander ergert zich aan overlast in de tuin. Frustratie kan hoog oplopen, zeker omdat katten niet onder dezelfde regels vallen als honden. Goede communicatie vanuit de gemeente is essentieel om begrip te kweken en conflicten te voorkomen.

Overlast door katten in de buurt

Naast de bredere natuurkwestie is er de meer directe overlast die katten kunnen geven in de woonomgeving. Veel gehoorde klachten van inwoners over andermans kat(ten) zijn onder andere:

Kattenoverlast
Uitwerpselen in de tuin

Katten begraven hun ontlasting het liefst in losse aarde, zandbakken of bloembedden. Helaas is dat vaak de tuin van de buren. Voor ouders met een zandbak is het ronduit vies en ongezond als er kattendrollen in liggen.

Dit is één van de meest voorkomende ergernissen in woonwijken. Bewoners zonder kat ervaren het als onrechtvaardig dat zij andermans huisdierpoep moeten opruimen, terwijl hondenbezitters verplicht zijn dat te doen.

Geluids- en geuroverlast

Krolse katers en poezen kunnen ’s nachts een hoop lawaai maken. Het bekende “nachtelijk kattengejank” (hard mauwen of vechten) houdt mensen uit hun slaap.

Ook sproeiende katers (die hun territorium afbakenen met urine) veroorzaken sterke ammonia-geur tegen deuren, schuttingen of tuinstoelen. Vooral ongecastreerde katers trekken rond op zoek naar poezen en kunnen heftige gevechten leveren waarbij gekrijs en geurspoor hand in hand gaan.

Dit leidt tot irritatie en soms ongeruste buren die denken dat er katten mishandeld worden, terwijl het “alleen maar” om een rivaliteitsgevecht gaat.

Jacht en kadavers

Een andere vorm van overlast is dat katten prooien vangen in iemands tuin. Sommige mensen vinden het zeer onaangenaam om half opgegeten vogeltjes of muizen te vinden op hun grasveld – of nog erger, levende maar gewonde diertjes.

Ook kunnen mensen het emotioneel moeilijk vinden als ze zien dat “hun” favoriete roodborstje is gedood door een kat. Dit valt deels onder natuurimpact, maar wordt door bewoners vaak als persoonlijke overlast ervaren, zeker als het regelmatig voorkomt.

Eigendomschade of betreding

Hoewel minder vaak gemeld, kunnen katten ook materiële overlast geven. Denk aan katten die op autolak lopen en krassen veroorzaken, of die via een open raam een woning binnenglippen en daar iets omstoten. Katten kunnen ook kippenhokken binnendringen en daar ravage aanrichten als ze op de kippen jagen. Sommige tuiniers klagen dat katten jonge plantjes kapot graven of hun vijvervissen proberen te vangen.

Wat kan men doen tegen deze overlast?

Juridisch staat degene die overlast ervaart niet erg sterk, omdat katten vrij mogen rondlopen. In Nederland is er géén aanlijn- of ophokplicht voor katten – het laten loslopen van je kat is op zichzelf niet verboden. Dit betekent dat de gebruikelijke regels voor honden (aanlijnen, poep opruimen) niet gelden voor katten. Een gedupeerde buur kan dus moeilijk verhaal halen; hooguit bij ernstige schade kan men civiel een claim indienen bij de eigenaar van de kat, maar dat is uitzonderlijk en lastig te bewijzen.

De praktische oplossingen liggen daarom vooral in overleg en omgevingsaanpassingen. Enkele adviezen en oplossingen die in de praktijk worden toegepast:

  • Castreer je kat (dit vermindert rondzwerven, vechtgedrag en sproeien aanzienlijk).
  • Zorg thuis voor een schone kattenbak, ook als de kat buiten komt – dan is de kat minder geneigd bij de buren toilet te houden. Hang desnoods een belletje of een felgekleurde bandana (bijv. Birdsbesafe©-halsband) om bij uitgaande katten, zodat vogels gewaarschuwd zijn​.
  • Hou je kat ’s nachts binnen; dit beperkt nachtelijk lawaai en jacht in de schemering (de tijd dat veel dieren actief zijn).
  • Bespreek eventueel met buren of er overlast is, en probeer tot afspraken te komen (bijv. bepaalde gevoelige plekken in de tuin vermijden, of samen zoeken naar afschrikmiddelen). Een tevreden buur is veel waard, dus als jouw kat stelselmatig dezelfde tuin bezoekt, kun je aanbieden daar iets aan te doen, zoals een kattenschrikmiddel installeren.
  • Er zijn diervriendelijke afweermaatregelen om katten uit specifieke plekken te weren. In tuincentra zijn middeltjes verkrijgbaar (korrels, sprays) die kattengeur zouden tegenhouden – de ervaringen daarmee wisselen.
  • Effectiever zijn fysieke middelen: span bijvoorbeeld netten over zandbakken, leg kippengaas op de aarde van bloemperkjes (katten vinden gaas vervelend aan de pootjes), plaats beplanting die katten niet fijn vinden (citroengeranium, verharde bodembedekkers, etc.).
  • Een populaire oplossing is een bewegingssensor-sproeier: die geeft een koude waterstraal zodra iets in de tuin beweegt – onschadelijk maar erg onprettig voor de kat, die weldra die tuin gaat vermijden.
  • Ook bestaan er ultrasone kattenverjagers: het hoge geluid zou katten verjagen. Dit geluid is niet voor (volwassen) mensen hoorbaar, maar let op: de oren van jonge kinderen zijn gevoeliger; heel vaak horen zij dit geluid wel en kunnen ernstig van slag raken door het constante gepiep.
  • En soms is huis-tuin-en-keuken overleg de beste weg: ga in gesprek met de eigenaar van de kat(ten). Vaak zijn zij bereid mee te denken, zeker als je op een rustige manier uitlegt wat de overlast is. Omdat katten niet snappen waar de erfgrens ligt, is dit een gedeelde uitdaging waarbij buren met goede wil best kunnen samenwerken.

Als dieradviseur kun je bewoners informeren over dit soort oplossingen.

Het doel is om de leefbaarheid voor mens én dier hoog te houden. Preventie is weer key: een geholpen (gesteriliseerde/gecastreerde) kat veroorzaakt minder overlast door territoriumdrift en ongewenste jongen. En een kat met een lekker mandje thuis zal minder geneigd zijn om de hele buurt door te zwerven.

Wettelijke situatie rond katten

De wetgeving rond katten in de openbare ruimte is beperkt en versnipperd. Enkele kernpunten:

  • Geen aanlijn- of ophokplicht: katten mogen vrij buiten lopen; daar is geen landelijke wet tegen. Ze mogen zelfs andermans tuin betreden, tenzij er schade wordt veroorzaakt – dan kan de eigenaar eventueel aansprakelijk zijn, maar dat komt zelden voor.
  • Opvangplicht voor gevonden katten: gemeenten zijn wettelijk verplicht om gevonden huisdieren op te vangen. In stedelijk gebied worden zwerfkatten meestal als ‘mogelijk huisdier’ gezien en opgevangen via dierenambulance en asiel. In buitengebieden ligt dat complexer; daar worden zwerfkatten soms als wild dier beschouwd.
  • Provinciale verschillen in buitengebied: sommige provincies hebben in het verleden ontheffingen verleend voor het doden van verwilderde katten, bijvoorbeeld om weidevogels te beschermen. Andere zetten in op diervriendelijke oplossingen zoals TNRC. In België zijn gemeenten verplicht om een TNRC-beleid te voeren.
  • Chip- en castratieplicht in ontwikkeling: er komt naar verwachting in 2026 een landelijke chip- en registratieplicht. Over een castratieplicht voor buitenkatten wordt nog gediscussieerd. Tot die tijd ligt de verantwoordelijkheid vooral bij eigenaren, met soms stimulering vanuit gemeenten (bijv. voorlichting of korting).

Aanpak van zwerfkatten

Zwerfkatten aanpakken vraagt om een doordachte, diervriendelijke aanpak. Niets doen leidt tot overlast, dierenleed en snelle toename van de populatie. Gemeenten, asielen en bewoners werken daarom steeds vaker samen via een combinatie van methoden.

Aanpak zwerfkatten
TNR-C (Trap-Neuter-Return-Care)

Deze methode wordt wereldwijd toegepast: katten worden gevangen, gecastreerd of gesteriliseerd en – als ze verwilderd en gezond zijn – teruggeplaatst in hun leefgebied.

Ze krijgen vaak een oorknip als herkenning.

Omdat teruggezette katten hun territorium behouden maar zich niet meer voortplanten, stabiliseert en krimpt de populatie op natuurlijke wijze. In Nederland wordt TNR-C regelmatig ingezet door asielen, zwerfkattenopvangen en de Dierenbescherming, vaak in samenwerking met gemeenten en buurtbewoners.

Het vraagt tijd en inzet, maar werkt bewezen effectief en is een humaan alternatief voor doden.

Opvang en herplaatsing

Niet alle zwerfkatten worden teruggezet. Jonge kittens zijn meestal te socialiseren en kunnen via een asiel geadopteerd worden. Ook tamme volwassen katten die pas kort zwerven, worden opgevangen, verzorgd en herplaatst. Zo worden zoveel mogelijk plaatsbare dieren uit de populatie gehaald.

Voor echt verwilderde katten zijn soms permanente opvangplekken beschikbaar, zoals boerderijen.

Euthanasie als uiterste maatregel

Gezonde zwerfkatten worden in Nederland niet standaard geëuthanaseerd, maar soms is inslapen onvermijdelijk: bij ernstige ziekte, verwondingen of extreme verwildering waarbij lijden niet te voorkomen is.

Ook wanneer kolonies blijven groeien of gevaar vormen voor beschermde fauna, wordt soms euthanasie overwogen. Dierenorganisaties pleiten echter voor structurele preventie boven doden. Euthanasie blijft het laatste redmiddel.

Preventie en monitoring

Voorkomen dat nieuwe zwerfkatten ontstaan is minstens zo belangrijk. Gemeenten kunnen chip- en castratieacties stimuleren met voorlichting of financiële ondersteuning. Ook is monitoring na een TNR-traject essentieel: als er nieuwe ongeholpen katten opduiken, moet snel opnieuw worden ingegrepen. Dit vraagt om betrokken bewoners en goede samenwerking met uitvoerende partijen.

Met deze gecombineerde aanpak – TNRC, opvang, preventie en betrokkenheid – ontstaat er grip op het zwerfkattenprobleem, zonder het welzijn van dieren uit het oog te verliezen.

Rol van dierenasielen en gemeenten

Een goede aanpak van katten in de openbare ruimte vraagt om samenwerking tussen dierenasielen, dierenorganisaties en de gemeente.

Dierenasielen verzorgen binnengebrachte katten, zoeken eigenaren en herplaatsen dieren als dat kan. Tijdens het kittenseizoen of bij vangacties raken asielen snel vol. Daarom werken ze vaak met gastgezinnen, vooral voor kwetsbare kittens. Ook is gezondheidscontrole belangrijk om besmettingen in het asiel te voorkomen. De Dierenbescherming en zwerfkattenopvangen ondersteunen gemeenten bij onder andere castratie- en chipacties. Lokale opvanginitiatieven spelen hier ook een rol. Als dieradviseur is het handig om deze partijen te kennen: zij beschikken over kennis, middelen en ervaring die gemeenten vaak niet zelf hebben.

De gemeente is regisseur en opdrachtgever. Zij stelt beleid op, maakt budget vrij voor zwerfkattenopvang of TNR-acties en kan afspraken maken, bijvoorbeeld over het voeren van katten. Ook kan ze inwoners faciliteren, met voederplekken of kortingsacties voor castratie. Zo wordt het een gezamenlijke aanpak.

Communicatie en burgerparticipatie

Katten leiden vaak tot uiteenlopende reacties in de wijk. Daarom is duidelijke communicatie essentieel.

  • Omgaan met klachten: zorg als gemeente voor een duidelijk meldpunt en geef altijd terugkoppeling. Zelfs als er geen directe oplossing is, helpt het om te laten weten dat een melding serieus genomen wordt.
  • Voorlichting: goede informatie voorkomt onbegrip. Denk aan folders in de wijk of een webpagina met veelgestelde vragen over kattenoverlast, zwerfkatten en tips voor eigenaren én niet-eigenaren. Houd de toon neutraal en informatief.
  • Bewoners betrekken: bewoners zijn onmisbaar bij het signaleren en beheersen van zwerfkatten. Betrek hen actief bij TNR-projecten, bijvoorbeeld via een buurtteam. Informeer duidelijk over de aanpak en wat mensen kunnen verwachten.
  • Dialoog faciliteren: als de spanning in een buurt oploopt, kan een gesprek met bewoners helpen. Laat bijvoorbeeld een asielmedewerker uitleg geven tijdens een bijeenkomst. Zo ontstaat meer begrip en werken mensen eerder samen aan een oplossing.

Een effectieve aanpak van katten in de openbare ruimte slaagt alleen als gemeenten, dierenopvangorganisaties en bewoners nauw samenwerken. Iedere partij brengt eigen kennis, middelen en perspectieven in, en juist die combinatie maakt duurzame oplossingen mogelijk. Heldere, respectvolle communicatie is daarbij onmisbaar: door open in gesprek te gaan en verwachtingen goed te managen, ontstaat wederzijds begrip en betrokkenheid.

Praktijkvoorbeeld

Aanpak van een zwerfkattenkolonie in de wijk

In een woonwijk ontstaat over een paar jaar tijd een groeiend zwerfkattenprobleem. Wat begon met een lapjespoes met kittens, groeide uit tot zo’n 15 rondlopende katten, waarvan velen verwilderd en ongezond. Buurtbewoners klagen over stank, kattenpoep, nachtelijk kabaal en dode vogels. De roep om gemeentelijke actie neemt toe.

Stap 1: signalering en samenwerking
Een buurtbewoonster die de katten voert, neemt contact op met het dierenasiel en de gemeente. Ze wil hulp, maar geen doding van de dieren. De gemeente besluit samen met het asiel en de zwerfkattenopvang een plan te maken. Tijdens een overleg met betrokken bewoners wordt de situatie in kaart gebracht.

Stap 2: uitvoering (TNRC + opvang)
Er start een TNRC-actie, aangevuld met opvang van kittens. Vrijwilligers zetten vangkooien uit. De gemeente informeert de wijk over de actie. Katten worden medisch nagekeken, geholpen en indien mogelijk herplaatst via het asiel. Vijf jonge kittens gaan naar een gastgezin, negen verwilderde katten keren – na sterilisatie en met een oorknip – terug naar de wijk.

Stap 3: nazorg en resultaat
Bewoners voeren de teruggeplaatste katten en er wordt een schuilhok geplaatst. Binnen korte tijd merkt de wijk verschil: minder lawaai, minder stank en geen nieuwe kittens meer. Enkele katten zijn geadopteerd. De rust keert terug, en de populatie is onder controle zonder dierenleed.

Een opdracht om voor jezelf uit te werken

Stel je voor dat jij als dieradviseur de gemeente mag adviseren over katten in de openbare ruimte. Welke maatregelen en benaderingen zou jij voorstellen om zowel het welzijn van de katten als de belangen van natuur en bewoners te waarborgen? Denk hierbij aan wat je in deze les geleerd hebt – over preventie (chippen/castreren), overlastbeperking, samenwerking met asielen en bewoners, communicatie, enzovoort. Hoe zou jij balans brengen in een situatie waarin katten vrij rondlopen, zonder meteen te grijpen naar strenge verboden, maar ook zonder de zorgen van inwoners te negeren?

Er is geen één juist antwoord; het gaat erom dat je kunt beargumenteren hoe de gemeentelijke aanpak er volgens jou uit zou moeten zien en welke rol jij daarin kunt spelen. Gebruik de inzichten en voorbeelden uit deze les om jouw eigen visie te formuleren. 

Je hoeft deze uitwerking niet in te sturen als huiswerk.

Don`t copy text!