Module 5: Huisdieren (gehouden dieren)

5.2  Honden 

In Nederland leven circa 1,8 miljoen honden. Ze zorgen vaak voor positieve contacten tussen mensen, maar kunnen ook overlast en gevaar opleveren. Jaarlijks worden ongeveer 150.000 mensen gebeten. Andere vormen van hinder zijn blaffen of hondenpoep. In jouw functie heb je de taak om problemen vroegtijdig te signaleren, eigenaren te begeleiden en – indien nodig – door te verwijzen.

Honden in de openbare ruimte

In de openbare ruimte zijn honden en hun eigenaren dagelijkse gasten. Gemeenten proberen ruimte te bieden aan honden (bijvoorbeeld met uitlaatveldjes), maar stellen ook regels om overlast te beperken. Hieronder bespreken we de meest voorkomende vormen van overlast in de publieke ruimte en wat daarbij komt kijken.

 

Typische overlast in de publieke ruimte

Meldingen van overlast in de openbare ruimte
Hondenpoep op straat

Hondenpoep die niet wordt opgeruimd is een grote ergernis voor veel mensen. Het bevuilt stoepen, speelvelden en parken en kan zorgen voor stank en gezondheidsrisico’s (parasieten). Vrijwel alle gemeenten hebben daarom een opruimplicht: als hondenbezitter moet je de ontlasting van je hond direct opruimen. Doe je dat niet, dan riskeer je een boete op grond van de APV.

Veel gemeenten plaatsen prullenbakken en soms dispensers met zakjes om het opruimen te vergemakkelijken. Toch blijkt hondenpoepoverlast nog in de top 3 van ergernissen binnen een gemeente te staan.

Loslopende honden waar het niet mag

Niet iedereen is dol op honden, en zelfs liefhebbers erkennen dat een ongecontroleerd loslopende hond voor overlast of gevaar kan zorgen. Daarom geldt in veel openbare ruimtes een aanlijnplicht: je hond moet aan de lijn, tenzij specifiek aangegeven dat loslopen is toegestaan.

Overtreding kan beboet worden (via de APV).

Loslopende honden kunnen wild opjagen, verkeer in gevaar brengen of andere mensen en honden laten schrikken. Uit recente gegevens blijkt dat dit heel vaak misgaat – tussen januari 2022 en december 2023 werden 16.254 gevallen van loslopende honden op verboden plekken geregistreerd​. Dat maakt het tot een van de meest voorkomende overtredingen rond honden.

Honden in verboden gebieden

Naast algemene aanlijnplichten kennen gemeenten ook hondenvrije zones – bijvoorbeeld speelplaatsen, zandbakken of natuurgebieden waar honden helemaal niet mogen komen (zelfs niet aangelijnd).

Een bordje “Verboden voor honden” of een verbodsbepaling in de APV geeft dit aan.

Redenen zijn hygiëne (geen poep op kinderspeelplaatsen) of natuurbehoud (honden kunnen broedvogels verstoren). Als een hondeneigenaar toch met de hond in zo’n gebied komt, riskeert hij wederom een boete​.

Geluidsoverlast door geblaf

Blaffende honden associëren we eerder met een huis (burengerucht), maar ook in de openbare ruimte kan geblaf hinderlijk zijn. Denk aan een hond die bij een caféterras aanhoudend blaft of in een achtertuin (die ook tot openbare omgeving kan rekenen qua geluid) langdurig lawaai maakt.

In de model-APV is vaak een artikel opgenomen tegen geluidhinder door dieren (bijvoorbeeld art. 4:5c model-APV) waarmee excessief geblaf ook bestuursrechtelijk kan worden aangepakt​. In de praktijk zal dit zelden worden beboet tenzij het echt uit de hand loopt (bijvoorbeeld tientallen klachten over een hond die ‘s nachts buiten blijft blaffen).

Bijtincidenten

Dit is de ernstigste vorm van overlast, waar een risico voor de veiligheid van mens en dier ontstaat. Een bijtincident kan variëren van een hap in iemands hand tot een aanval met zwaar letsel of erger. Zeker als een vreemde of een andere hond wordt gebeten in een publieke omgeving, is de schok groot. Slachtoffers kunnen blijvende lichamelijke en emotionele schade oplopen – jaarlijks moet circa 30% van de bijtslachtoffers medische behandeling ondergaan​, en gemiddeld één keer per jaar valt er een dodelijk slachtoffer​.

Kinderen zijn extra kwetsbaar; zij vormen ruim een kwart van de slachtoffers​. Bijtincidenten hebben ook maatschappelijke gevolgen: zij leiden tot discussies over “gevaarlijke rassen”, roep om strengere regels en soms tot angst voor álle honden bij het publiek.

Omdat bijtincidenten vaak een grote impact hebben, wordt dit onderwerp verder uitgewerkt in deze les.

Jouw rol bij bovenstaande overlast gevende situaties is er vooral één van (h)erkennen dat er binnen bepaalde wijken problemen zijn (vaak komen de klachten van inwoners hierover binnen). Analyse van de situatie is dan belangrijk: kunnen we als gemeente extra maatregelen nemen?

Gemeenten kunnen verschillende voorzieningen treffen om het samenleven met honden in de openbare ruimte in goede banen te leiden. 

Wat kan een gemeente doen voor honden

Gemeenten kunnen de openbare ruimte op veel manieren hondvriendelijk inrichten, zelfs wanneer beschikbare ruimte schaars is. 

Zo kunnen speciale losloopvoorzieningen worden aangelegd waar honden vrij kunnen rennen en spelen: in de gemeente Teylingen zijn bijvoorbeeld veel omheinde losloopgebieden en zelfs een permanent toegankelijk hondenzwemstrand gerealiseerd​, terwijl in een dichtbebouwde Rotterdamse wijk samen met bewoners een 7.000 m² grote “hondenspeeltuin” met omheining en speeltoestellen is gecreëerd op een oud voetbalveld​. Het bieden van een plek waar honden los kunnen lopen zonder daarbij een gevaar voor zichzelf en voor anderen te zijn, is belangrijk. Samen recreëren is veilig recreëren: een park waar honden los mogen lopen, waar ook een speeltuintje is, waar een wandel- en fietspad doorheen loopt en waar mensen lekker kunnen zitten, is vragen om problemen. Een apart hoekje in het park, omheind, voor honden lost dan al snel een probleem op.

Goed afvalbeheer is daarbij essentieel: plaats voldoende afvalbakken langs populaire uitlaatroutes (het liefst voorzien van gratis hondenpoepzakjesdispensers) zodat baasjes de uitwerpselen makkelijk kunnen opruimen​, en regel als gemeente waar mogelijk zelf de schoonmaak.

Daarnaast is het belangrijk om inwoners te betrekken bij het hondenbeleid. Gemeenten die de dialoog aangaan met hondenbezitters én niet-hondenbezitters, bijvoorbeeld via inspraakavonden of buurtoverleg, creëren meer draagvlak en komen samen tot praktische oplossingen​. Verder loont het om voorlichting en educatie te geven: samenwerkingen met lokale hondenscholen of kynologen helpen eigenaren hun honden goed op te voeden en gedragsproblemen te voorkomen​.

De Koninklijke Hondenbescherming benadrukt bovendien dat goed onderhoud en duidelijke communicatie van groot belang zijn: losloopgebieden moeten veilig en netjes zijn, bij voorkeur omheind en afgeschermd van verkeer met duidelijke borden over de regels​, want slecht onderhouden veldjes of onduidelijke bebording leiden tot frustratie en gevaarlijke situaties bij zowel baasjes als omwonenden​.

Bijtincidenten

Indien er sprake is van een bijtincident, dan is dit een logische procedure (per gemeente anders):

1. Registratie van het bijtincident

Inwoners wordt geadviseerd altijd een melding te maken bij de politie van een bijtincident.

Waarom belangrijk: Een melding bij de politie is de officiële start van het traject. Zonder melding ontbreekt de basis voor verder onderzoek en kan een patroon onopgemerkt blijven.

Praktisch voorbeeld:
Een inwoner wordt gebeten door een hond tijdens het wandelen. Ook al lijkt de verwonding mee te vallen, het is belangrijk dat deze persoon melding doet bij de politie. Als later blijkt dat dezelfde hond vaker bijt, kan dankzij eerdere meldingen worden ingegrepen.

2. Bestuursrechtelijk onderzoek

Verklaring opnemen: De politie of een boa verzamelt verklaringen van betrokkenen en eventuele getuigen.​ Het proces-verbaal bevat details zoals persoonsgegevens, gegevens van de betrokken honden, aard en omvang van de schade, en omstandigheden van het incident.​

Waarom belangrijk: Een objectieve reconstructie van het incident is nodig om passende maatregelen te kunnen nemen. Goede verslaglegging maakt het verschil tussen subjectieve beleving en juridisch onderbouwd handelen.

Praktisch voorbeeld:
Een boa neemt verklaringen op van het slachtoffer, de eigenaar van de hond én een omstander. Het proces-verbaal vermeldt dat de hond eerder uitgevallen is naar kinderen, dat het slachtoffer hechtingen moest krijgen, en dat de hond niet was aangelijnd in een aanlijngebied.

3. Beoordeling van het bijtincident

Classificatie: Het incident wordt ingedeeld als een licht of ernstig bijtincident:

  • Licht bijtincident: gering letsel zonder noodzaak voor medische behandeling.​
  • Ernstig bijtincident: meer dan gering letsel met medische behandeling, meerdere lichte incidenten binnen drie jaar, of andere door de burgemeester als ernstig aangemerkte gevallen.​

Waarom belangrijk: De classificatie bepaalt of het vervolgtraject licht of zwaar is. Hiermee wordt onderscheid gemaakt tussen incidenten met beperkte impact en ernstige of herhaalde incidenten.

Praktisch voorbeeld:

  • Licht: Een hond hapt naar een voorbijganger, zonder de huid te doorboren.

  • Ernstig: Een hond valt een andere hond aan en veroorzaakt ernstige verwondingen die tot operatie leiden. Omdat dezelfde hond eerder een bijtincident veroorzaakte, wordt dit geclassificeerd als ernstig.

4. Maatregelen naar aanleiding van bijtincidenten

  • Licht bijtincident: De eigenaar ontvangt een waarschuwingsbrief met het verzoek maatregelen te nemen om herhaling te voorkomen.​ Een maatregel kan zijn een (verplichte, door de eigenaar zelf te betalen) gedragstraining.
  • Ernstig bijtincident: De burgemeester kan besluiten de hond als gevaarlijk te verklaren en een aanlijn- en/of muilkorfgebod op te leggen. In bepaalde gevallen kan nader onderzoek worden gelast of kan de hond in beslag worden genomen. Nader onderzoek kan zijn van een dierenarts om te kijken of het gedrag van de hond te wijten is aan lichamelijke oorzaken. Een hondengedragsdeskundige kan onderzoeken of er qua gedrag wat met het dier aan de hand is. Deze deskundige kan ook concluderen dat de hond niet meer terug de maatschappij in mag. Er wordt dan overleg gevoerd over euthanasie van het dier.

Waarom belangrijk: Maatregelen zijn bedoeld om herhaling te voorkomen en de veiligheid van mens en dier te waarborgen. Ze bieden ook structuur aan de eigenaar over hoe verder te handelen.

Praktisch voorbeeld:

  • Licht incident: De eigenaar krijgt een brief met een verplicht advies om gedragstraining te volgen.

  • Ernstig incident: Een hond wordt onderzocht door een dierenarts en gedragsdeskundige. Als blijkt dat de hond zeer onvoorspelbaar is én eerdere maatregelen geen effect hadden, kan worden besloten tot inbeslagname of euthanasie – uiteraard na zorgvuldige beoordeling.

5. Handhaving

Er wordt gecontroleerd op naleving van opgelegde maatregelen. Bij overtreding kunnen dwangsommen worden opgelegd of kan bestuursdwang worden toegepast, waaronder inbeslagname van de hond.​

Waarom belangrijk: Zonder handhaving blijven maatregelen slechts op papier bestaan. Controle en sancties zijn nodig om het beleid geloofwaardig én effectief te maken.

Praktisch voorbeeld:
Een eigenaar negeert het muilkorfgebod en laat de hond opnieuw los lopen. De gemeente legt een dwangsom op. Als er opnieuw wordt overtreden, kan de hond in beslag worden genomen op grond van bestuursdwang.

6. Heroverweging van maatregelen

De eigenaar kan, op eigen kosten, de hond laten onderzoeken door een gecertificeerde instelling als deze het niet eens is met de opgelegde maatregelen en/of iets ter verbetering heeft uitgevoerd. Afhankelijk van de resultaten kan de burgemeester besluiten de opgelegde maatregelen te herzien.​

Waarom belangrijk: Deze stap biedt de eigenaar perspectief als hij zich aantoonbaar inzet om het gedrag van de hond te verbeteren. Zo blijft het beleid eerlijk en motiverend.

Praktisch voorbeeld:
Een eigenaar laat de hond castreren en volgt met succes een intensieve gedragstraining. Hij laat dit onderbouwen met een rapport van een gecertificeerde gedragsdeskundige. De burgemeester besluit het muilkorfgebod te schrappen onder voorwaarde van jaarlijkse evaluatie.

7. Afwijken van het beleid

Afhankelijk van de specifieke omstandigheden kan de burgemeester besluiten af te wijken van het standaardbeleid, met zowel lichtere als zwaardere maatregelen.

Waarom belangrijk: Geen situatie is exact gelijk. Deze mogelijkheid geeft ruimte voor maatwerk bij uitzonderlijke omstandigheden, en voorkomt onrechtvaardige of disproportionele uitkomsten.

Praktisch voorbeeld:
Een oudere eigenaar met een kleine hond veroorzaakt bij een bijtincident een oppervlakkige schaafwond. Volgens beleid zou een waarschuwingsbrief volgen, maar omdat er direct verontschuldiging was, schade is vergoed én de hond direct in training is gegaan, besluit de burgemeester geen maatregel op te leggen. In een ander geval – waarbij een eigenaar weigert mee te werken en zijn hond inzet als dreigmiddel – kiest de burgemeester juist voor zwaardere maatregelen dan normaal.

Hieronder vind je een overzichtstabel met de belangrijkste betrokken partijen bij een ernstig bijtincident en hun rollen.

Partij Rol bij bijtincident
Hondeneigenaar Verantwoordelijk voor schade, moet maatregelen nemen.
Slachtoffer/melder Doet aangifte, kan schade claimen.
Politie Treedt op bij gevaar, kan hond in beslag nemen.
Gemeente/burgemeester Legt bestuursrechtelijke maatregelen op.
Gedragsdeskundige Voert gedragstest of risicoanalyse uit.
Dierenarts Controleert op gezondheid, kan medische oorzaak uitsluiten.
LID/NVWA Treedt op bij verwaarlozing of overtreding Wet dieren.
Dierenopvang/asiel/ambulance Kan hond ophalen en tijdelijk opvangen.
Dieradviseur Begeleidt eigenaar, verwijst door, bemiddelt indien mogelijk.

Wet- en regelgeving mbt bijtincidenten

De belangrijkste wet- en regelgeving op een rij:
Bestuursrecht

Bestuursrecht via de APV: de bepaling “Gevaarlijke honden” geeft de burgemeester de bevoegdheid om een aanlijn- en muilkorfgebod voor een specifieke hond op te leggen als die als gevaarlijk wordt aangemerkt.​

Strafrecht

Strafrecht: Artikel 425 van het Wetboek van Strafrecht stelt strafbaar: “Hij die een onder zijn hoede staand dier, wanneer het een mens of een dier aanvalt, niet terughoudt” en “hij die geen voldoende zorg draagt voor het onschadelijk houden van een onder zijn hoede staand gevaarlijk dier”​.

Dit betekent dat een eigenaar die zijn agressieve hond niet onder controle houdt en daardoor een aanval plaatsvindt, strafrechtelijk vervolgd kan worden.

Artikel 306a Sr verbiedt bovendien het ophitsen van een dier tegen mens of dier (max. 1 jaar gevangenisstraf of geldboete). Strafrecht komt bijvoorbeeld aan de orde als een hond iemand zwaar verwondt of als de eigenaar bewust roekeloos is geweest.

Civielrechtelijke aansprakelijkheid

Civielrechtelijke aansprakelijkheid: Naast bestuursrecht en strafrecht is er het privaatrechtelijke stuk: de aansprakelijkheid voor schade. Volgens het Burgerlijk Wetboek (art. 6:179 BW) is de bezitter van een dier aansprakelijk voor de schade die het dier veroorzaakt, ook al treft hem zelf geen schuld.

Concreet: als iemands hond een passerende fietser bijt en die persoon maakt medische kosten of heeft schade aan kleding, draait de eigenaar van de hond op voor de schade – onafhankelijk van strafrecht of boete.

Chip- en registratieplicht

Honden moeten in het openbaar altijd een identificatie dragen – meestal via de chipregistratie, maar ook vaak een penning aan de halsband – zodat de eigenaar traceerbaar is.

Hondenbelasting

In sommige gemeenten is ook een hondenbelasting van kracht. Dit is geen overlastmaatregel, maar wel iets om te weten: het niet aangeven van je hond kan een boete opleveren, en het register van de hondenbelasting wordt soms gebruikt om eigenaren te informeren over campagnes of om te controleren hoeveel honden iemand heeft.

Mishandelen in Wet dieren

Op grond van de Wet dieren is het verboden een hond in openbare ruimte te mishandelen – dit spreekt voor zich, maar bijvoorbeeld hard schoppen of extreem straffen in het openbaar kan naast dierenmishandeling ook openbare orde-problemen opleveren (omstanders die ingrijpen).

Maatregelen gelden voor de gemeente waar maatregel is opgelegd

Een opgelegde maatregel als een aanlijn- en muilkorfgebod geldt alleen voor de gemeente waar een bijtincident heeft plaatsgevonden cq waar de maatregel is opgelegd. De eigenaar kan dus besluiten naar een buurgemeente te gaan om zijn hond los te laten lopen, zonder muilkorf, dat is (helaas) wettelijk nog toegestaan. Door het Landelijk Honden Dossier is dit iets wat hopelijk in de toekomst gaat veranderen.

Honden in de private ruimte

Vanuit jouw functie is het lastiger op te treden bij overlast gevende situaties bij mensen achter de voordeur. De gemeente heeft daar geen bevoegdheid. Wil de eigenaar van de hond(en) niemand binnenlaten, dan is dat zijn/haar recht. Wel kan de politie optreden bij ernstige situaties of vermoeden van mishandeling. Jouw rol is daarom veelal adviserend en coördinerend: met de eigenaar, buren, handhaving, politie, wijkmanagers, etc om te komen tot een goede oplossing voor dier én de omgeving waarin het dier leeft.

 

Typische overlast in de woonomgeving

Meldingen van overlast in de private omgeving
Blaffende honden

Blaffende honden (burenoverlast)

Een hond die voortdurend blaft of jankt in huis kan een bron van ergernis zijn voor directe buren. Geluid draagt in woonwijken ver, zeker in dichtbebouwde stadsdelen of flats. Een hond die urenlang alleen thuis is en blaft uit verveling of scheidingsangst, kan buren tot wanhoop drijven en leiden tot burenruzies. Juridisch gezien kan extreme geluidshinder door een huisdier aangemerkt worden als woonoverlast.

In de APV of specifieke hinderbepalingen (soms ook in het Burgerlijk Wetboek als onrechtmatige hinder) kan men hiertegen optreden. De model-APV bevat bijv. een artikel dat het langer dan bepaalde duur laten blaffen van honden verbiedt als dit buren hindert. Maar handhaving is lastig – vaak wordt eerst geprobeerd via mediation of de woningbouwvereniging het op te lossen.

Vernieling en stank

Vernieling en stank

Sommige honden houden niet alleen de buren wakker, maar richten ook binnenshuis schade aan of veroorzaken stank die buiten de woning te ruiken is. Denk aan een hond die nooit zindelijk is gemaakt en het hele huis bevuilt – de urinegeur trekt wellicht door in het portiek. Of een hond die uit angst kozijnen en deuren kapot bijt, wat indirect ook anderen kan storen (denk aan gedeelde eigendommen in appartementen).

Dergelijke gevallen vallen onder private overlast, maar kunnen onder bepaalde omstandigheden ook als dierenwelzijnsprobleem gezien worden (een hond die in zo’n stress verkeert dat hij voortdurend sloopt of zijn eigen leefruimte bevuilt, heeft duidelijk geen goed welzijn).

Te veel honden

Te veel honden of ongeschikte huisvesting

Soms ontstaan problemen omdat iemand thuis meer honden houdt dan hij eigenlijk aankan. Bijvoorbeeld een persoon met tien honden in een kleine rijtjeswoning. Dit kan leiden tot overmatige herrie, stank en verminderde verzorging (de persoon kan het niet bijhouden). Ook kan de huisvesting zelf ongeschikt zijn – bijvoorbeeld een grote herdershond die dag in dag uit op een klein balkon wordt gehouden.

Deze situaties raken aan dierenwelzijn (verwaarlozing ligt op de loer) en aan woonoverlast voor de omgeving. Er zijn gevallen bekend van hondenverzamelaars (dierenhoarders) die tientallen honden in huis hebben; de buurt lijdt dan vaak onder lawaai en stank, en de dieren zelf verkeren in slechte staat.

Jouw rol: opschalen van advies naar actie. Probeer eerst de eigenaar te helpen beseffen dat de situatie problematisch is. Soms is iemand emotioneel te betrokken (“Ik wil geen van mijn lievelingen wegdoen”) of ontbreekt inzicht (“Ze hebben het prima, ze hebben elkaar toch”). Jij kunt feiten aangeven: bijvoorbeeld normen uit de wetgeving (volgt hieronder) over hoeveel ruimte of zorg een hond minimaal nodig heeft, of wijzen op gezondheidsrisico’s (besmettingen, gevechten tussen de honden).

Bied concrete hulp: misschien kun je via je netwerk een paar honden helpen herplaatsen of tijdelijk elders onderbrengen. Stel prioriteiten: welke hond heeft het meest te lijden, welke kan misschien beter ergens anders worden ondergebracht? Soms zijn er instanties zoals de Dierenbescherming die kunnen assisteren bij vrijwillige afstand van dieren.

Belangrijk is te weten wanneer het punt van vrijwilligheid voorbij is. Als jij vermoedt dat de situatie uit de hand loopt en de eigenaar geen stappen wil zetten, moet je het zien als een geval van mogelijke dierverwaarlozing. Dan is doorverwijzen of melden aan de orde (meer hierover verderop). In een extreme situatie waar het dierenwelzijn in geding is, kun je de eigenaar hierop wijzen: “Ik ben bang dat dit zo niet langer kan, voor uw honden en voor uzelf. Laten we hulp inschakelen voordat de autoriteiten moeten ingrijpen.” Dat kan wellicht motiveren tot medewerking. Voor de omgeving is het resultaat van jouw interventie hopelijk dat het aantal honden teruggebracht wordt of de verzorging verbetert, wat overlast vermindert.

Dierenmishandeling of -verwaarlozing

Dierenmishandeling of ernstige verwaarlozing

Helaas kun je ook stuiten op situaties waarin een hond opzettelijk slecht wordt behandeld of ernstig wordt verwaarloosd. Denk aan een hond die continu aan een korte ketting ligt in de tuin, vrijwel geen eten krijgt en er ziek uitziet, of een eigenaar die de hond slaat en schopt als ‘training’.

Dit raakt niet alleen aan overlast (al zal zo’n hond vaak ook wel blaffen of uitvallen vanwege de stress), maar vooral aan ethiek en wetgeving rondom dierenwelzijn. In Nederland is dierenmishandeling en verwaarlozing expliciet verboden in de Wet dieren en kan strafbaar gesteld worden. Het herkennen van deze signalen is een sleutelvaardigheid voor jou als adviseur: een hond met chronisch slechte vacht en zeer mager kan duiden op voedseltekort; schuwe of angstige honden kunnen wijzen op mishandeling; een omgeving vol uitwerpselen, geen drinkwater of beschutting, wijst op verwaarlozing.

In dergelijke gevallen moet er assertief en doortastend gehandeld worden. De eerste zorg is het welzijn van de hond veiligstellen. Probeer indien mogelijk in gesprek te gaan met de eigenaar, tenzij dit gevaarlijk is. Soms is onwetendheid de oorzaak – bijvoorbeeld iemand die niet beseft dat een kettinghond lijdt – en kun je met uitleg verbetering bereiken. Vaak echter is bij zware verwaarlozing of mishandeling de verhouding met de eigenaar lastig. Wees eerlijk over je waarnemingen: “Ik zie dat de hond erg dun is en veel wonden heeft; dit is niet in orde.” Je kunt aanbieden te helpen (“Zal ik u laten zien hoe u hem beter kunt verzorgen? Heeft u misschien geldzorgen waardoor de hond geen voer krijgt – dan zoeken we hulp?”).

Blijft de situatie fout of word je weggestuurd, dan moet je opschalen naar de bevoegde instanties. In Nederland kun je dierenleed melden via 144 (het meldpunt “144 Red een Dier”). Dit nummer is er voor gevallen van mishandeling of verwaarlozing. Bij acute nood (het dier verkeert op dat moment in levensgevaar of een gevaarlijke situatie voor mensen) bel je zelfs 112. Na een melding via 144 komen meestal de LID of de NVWA en politie in actie.

Als dieradviseur kun je ook preventief doorverwijzen: zie je dat een eigenaar eigenlijk boven zijn pet gaat (bijv. financieel niet meer kan zorgen of psychisch instabiel is), probeer dan vroeg een hulptraject te regelen via dierenwelzijnsorganisaties of maatschappelijk werk. Liever begeleiden we zo iemand, dan dat het escaleert tot een strafzaak.

Wet- en regelgeving dierenwelzijn (private situaties)

In de privésfeer zijn vooral de Wet dieren en onderliggende besluiten van belang, aangevuld met civielrechtelijke regels.

Wetgeving private situaties
Wet dieren en Besluit houders van dieren

In de privésfeer zijn vooral de Wet dieren en onderliggende besluiten van belang, aangevuld met civielrechtelijke regels.

Wet dieren (2011) en Besluit houders van dieren.

De intrinsieke waarde en de verplichting van de houder om te voldoen aan de zorgplicht zijn hierbij van belang. Artikel 2.1 stelt dat het verboden is om dieren zonder redelijk doel pijn of letsel te doen​. Het Besluit houders van dieren werkt dit verder uit in concrete voorschriften voor het houden van huisdieren. Enkele relevante regels voor honden uit dit Besluit:

Huisvesting
De bewegingsvrijheid van een dier mag niet zodanig beperkt worden dat het onnodig lijdt​. Concreet mag een hond niet continu opgesloten of vastgebonden staan zonder ruimte om normaal gedrag te vertonen. Bijvoorbeeld: een hond aan een ketting moet nog steeds voldoende kunnen bewegen en mag niet belemmerd worden door obstakels​. Een hond in een kennel/ren moet een droge en schone ondergrond hebben​, voldoende ruimte om te lopen en te liggen, etc.

Verzorging
De houder moet voorzien in voldoende voedsel, water en nodige verzorging. Dit klinkt logisch, maar is wettelijk verankerd. Geen voer of water geven is verwaarlozing. Ook medische zorg behoort hiertoe: bij ziekte of verwonding moet je een dier helpen (zelf of via een dierenarts). Verwaarlozing hiervan valt onder het verbod op onthouden van de nodige zorg.

Sociale behoeften
In de wet is erkend dat honden sociale dieren zijn. Ze mogen niet langdurig worden gehuisvest zonder sociaal contact met mensen of soortgenoten. Dieren moeten in ieder geval worden gehuisvest en verzorgd naar hun natuur en behoeften (algemene welzijnseis).

Einde leven
Alleen dierenartsen mogen een hond euthanaseren, behalve in een noodsituatie om lijden of direct gevaar te beëindigen​. Dit is goed om te weten in privésector eigenaren niet zelf hun hond mogen doden of “laten verdwijnen” – dat is strafbaar als dierenmishandeling.

Maximaal aantal dieren
Op landelijk niveau is geen direct maximum gesteld aan hoeveel honden iemand mag houden, maar de zorgplicht impliceert een natuurlijke limiet: je mag niet meer honden hebben dan je goed kunt verzorgen. Sommige gemeenten stellen via de APV een maximum (bijv. niet meer dan 3 honden zonder speciale vergunning).

Fokken en identificatie
Elke pup moet gechipt en geregistreerd zijn bij een aangewezen databank, uiterlijk binnen 7 weken na de geboorte​. Dit is vooral om malafide handel te voorkomen, maar helpt ook bij het traceren van bijtincident-honden.

Mishandeling en verbod handelingen
Het is expliciet verboden een dier te mishandelen. Daaronder valt ook het achterlaten van een dier in hulpeloze toestand. Praktisch voorbeeld: een eigenaar die zijn hond drie weken alleen laat in huis zonder verzorging, kan voor mishandeling worden vervolgd. Ook het toebrengen van pijn (slaan, schoppen, extreem straffen) is mishandeling. Dit zijn dingen waar je nul tolerantie voor moet hebben. Als je zoiets constateert en het is actueel, direct melden bij 144 of 112.

Daarnaast zijn er in het Besluit houders van dieren specifieke verboden zoals het gebruik van bepaalde trainingsmethodes die pijn veroorzaken (denk aan stroomhalsbanden – die zijn inmiddels voor particulier gebruik verboden in NL per 1 januari 2022).

Woonoverlastwet

Woonoverlastwet (Wet aanpak woonoverlast 2017)

Deze wet geeft gemeenten de mogelijkheid om via civielrechtelijke weg woonoverlast aan te pakken. Een burgemeester kan een gedragsaanwijzing geven aan een bewoner die ernstige en herhaaldelijke hinder veroorzaakt voor buren. Theoretisch zou dit ook voor hondenoverlast kunnen (bijv. verplichten dat iemand maatregelen neemt tegen het geblaf van zijn hond). In de praktijk komt het sporadisch voor, maar het is goed te weten dat als al het andere faalt, dit nog een route is.

Samenwerken en doorverwijzen in private situaties

Hieronder vind je een overzichtelijke tabel met de belangrijkste samenwerkingspartners van de dieradviseur, inclusief hun rol:

Partij Rol bij bijtincident
Dierenarts Diagnose van medische oorzaken van gedrag, documentatie bij verwaarlozing, overlegpartner.
Gedragstherapeut/instructeur Behandeling van complexe gedragsproblemen; groepscursussen voor basisvaardigheden.
Maatschappelijk werk/psycholoog Ondersteuning bij hoarding of psychische kwetsbaarheid van de eigenaar, samenwerking met GGZ.
Huurbaas/woningcorporatie Handhaving van huurregels; inzet bij overlast; soms betrokken bij bemiddeling tussen buren.
Vrijwilligers/opvangcentra Tijdelijke opvang van honden bij noodsituaties (ziekenhuis, huisontruiming, gevaar); o.a. via politie, asiel, pension of stichting als Mendoo.
Gemeente en politie (144-112) Melding en handhaving bij mishandeling of ernstige verwaarlozing; inzet bij acute dreiging.

Herkennen van gedrag en welzijnsproblemen

Binnen jouw werk als dieradviseur is jouw kennis en kunde breed, je hoeft echter géén hondengedragsdeskundige te zijn. Wel is het goed wanneer je in staat bent om basiswelzijnseisen te herkennen, vooral als deze geschonden worden.

Wanneer je dit namelijk constateert, dan kun je verdere actie ondernemen: het gesprek aangaan met de houder (“U bent volgens de wet verplicht uw dier voldoende water en voedsel te geven”). Uitleg kan soms al helpen. De wet is hier een stok achter de deur: als adviezen niet opgevolgd worden en het welzijn lijdt eronder, dan kun je het geval uit handen geven aan de politie, NVWA of LID, die op basis van deze regelgeving kunnen optreden (boetes, inbeslagname dieren).

 

Waar kun je op letten:

Dierenwelzijnsproblemen herkennen
Overmatig blaffen/janken

Vaak een teken van scheidingsangst, verveling of reactie op prikkels. Dit is een van de meest gehoorde klachten en staat bovenaan de lijst waarvoor mensen hulp zoeken​.

Herkennen: vraagt analyse van timing en triggers van het geblaf bij de buren die klagen.

Agressie naar mensen of andere honden

Een zeer ernstige uiting, vaak voortkomend uit angst, territoriumdrift of onvoldoende socialisatie. Vaak in de vorm van agressie naar andere honden en/of agressie naar mensen​. Herkennen: grommen, fixeren, uitvallen en bijten zijn duidelijke tekenen, maar let ook op voorstadia zoals verstarren of lip optrekken.

Niet alleen kunnen zijn

Uit zich in blaffen, slopen, onzindelijkheid zodra de eigenaar weg is. Dit is zowel een welzijnsprobleem (de hond is in paniek/verdriet) als een overlastprobleem (geluid, schade).

Onzindelijkheid in huis

Kan medisch zijn (bijv. blaasprobleem) of gedragsmatig (stress, verwaarlozing van training). Het veroorzaakt stank en hygiëneproblemen, dus ook voor de omgeving onaangenaam als het extreem is.

Sloopgedrag

Meubels kapot bijten, deuren krabben, etc. Vaak samenhangend met niet alleen kunnen zijn of een jonge, onderbezette hond. Zorgt voor materiële schade en kan de relatie eigenaar-hond onder druk zetten.

Angst en fobieën

Angst voor vreemden of geluidsangst (angst voor harde geluiden – bijvoorbeeld een deur die dichtslaat of vuurwerk). Een angstige hond kan onvoorspelbaar reageren, soms ook agressief uit zelfverdediging. Bovendien is het dier zelf gestrest.

Herkenning: ingetrokken lichaamshouding, trillen, vluchtpogingen.

Overmatige bezitterigheid

Dit is bewaken van voerbak, bot of speelgoed. Kan gevaarlijk zijn als kinderen of anderen te dichtbij komen.

Uitvallen aan de lijn

Honden die agressief reageren op andere honden of mensen tijdens het wandelen – heel zichtbaar en vervelend voor de eigenaar en omgeving. Vaak komt dit door frustratie of onzekerheid aan de lijn.

Stereotiep gedrag

Bijvoorbeeld constant rondjes draaien, staartjagen, kale plekken door overmatig likken. Dit zie je bij honden die langdurig onder stress staan of in een prikkelloze omgeving zitten.

Door de meest voorkomende gedragsproblemen te kennen, kun je snel diagnosticeren waar een probleem vandaan komt en gericht advies geven. Vaak zijn problemen ook combinaties: een hond die de hele dag alleen is, gaat blaffen én slopen én wordt onzindelijk.

Landelijke ontwikkelingen en initiatieven

De samenleving en overheid zitten niet stil als het gaat om hondenbeleid. Enkele actuele ontwikkelingen verdienen aandacht, omdat ze het speelveld waarin jij werkt beïnvloeden:

Om agressieve honden en bijtincidenten beter aan te pakken, is het Landelijk Honden Dossier (LHD) in het leven geroepen. Dit is een digitaal dossier dat bedoeld is voor informatie-uitwisseling tussen gemeenten en politie over gevaarlijke honden​.

Aangesloten gemeenten kunnen hierin meldingen en gegevens delen, zodat bijvoorbeeld bekend is als een bepaalde hond in een andere gemeente al eens iemand heeft gebeten. Het doel is om tijdig en goed te kunnen ingrijpen en (herhaling van) incidenten te voorkomen​.

Denk aan het scenario: een hond bijt in gemeente A, verhuist naar gemeente B – zonder LHD zou gemeente B niets weten, met LHD kan men proactief opletten of voorwaarden stellen.

Helaas willen veel gemeenten niet werken met (nog een) extra systeem, tot nu toe is het LHD namelijk niet gekoppeld aan bestaande systemen.

Verplichte gedragstraining en cursus voor houders

Al sinds 2017 wordt gesproken over verplichte cursussen voor eigenaren van zogenoemde hoog-risico honden (HR-honden). De Raad voor Dieraangelegenheden adviseerde toen om voor deze honden speciale houdersvoorschriften in te voeren. Een landelijke verplichting werd uitgesteld, waarna gemeenten eventueel zelf maatregelen konden treffen.

Anno 2025 is er opnieuw aandacht voor een bredere verplichte cursus voor alle toekomstige hondeneigenaren. Het ministerie van LVVN heeft plannen aangekondigd voor een (online) basiscursus die kennis over hondengedrag en -behoeften moet vergroten en zo bijtincidenten moet helpen voorkomen. Een motie in de Tweede Kamer steunt dit, inclusief aanlijn- en muilkorfplichten en een fokverbod voor risicohonden zonder stamboom.

Tot de geplande maatregelen behoren ook een landelijk meldpunt voor bijtincidenten en strengere fokregels voor honden met specifieke risicokenmerken. Hoewel de landelijke cursus nog niet verplicht is, hebben sommige gemeenten al gedragsbijscholing ingevoerd na incidenten. Ook leeft het idee van een “hondenrijbewijs”.

Als dieradviseur kun je eigenaren nu al stimuleren om vrijwillig een cursus te volgen. Gemeenten kunnen jou betrekken bij de uitvoering of begeleiding van deze cursussen. Blijf op de hoogte van wetgeving en richtlijnen, zodat je hondeneigenaren goed kunt informeren.

Hoog-risico honden (HR-honden) en rasgerelateerde risico’s

Al een paar keer genoemd: hoog-risico honden. Daarmee bedoelen we hondenrassen of -types die, als ze bijten, door hun fysiek ernstige schade kunnen toebrengen, en die volgens experts vaker betrokken zijn bij ernstige bijtincidenten. Rond 2017-2018 stelde de overheid een voorlopige HR-honden lijst op, gebaseerd op advies van deskundigen​. Op die lijst stonden rassen, kruisingen en lookalikes zoals: Amerikaanse staffordshire terriër, pitbull-achtigen, rottweiler, bull terriër, cane corso, boerboel, dobermann, mastiffs en nog diverse andere grote vechthond- of waakhondtypen​​. Ook sommige herders (zoals de kaukasische owcharka) stonden erop​. In totaal ging het om meer dan 20 dieren, inclusief verzamelcategorieën voor pitbull-varianten​.

Officieel is deze lijst momenteel niet wettelijk van kracht als verbodslijst​. Nederland heeft dus géén rasverbod op dit moment. Wel worden deze rassen extra in de gaten gehouden en er is, zoals gezegd, een voorstel voor verbod op honden met bepaalde kenmerken tenzij ze een stamboom hebben​. Dat voorstel komt er in feite op neer dat al die lookalike pitbulls zonder stamboom niet meer gehouden of gefokt zouden mogen worden in de toekomst.

Uit onderzoek en statistieken blijkt dat niet alleen HR-rassen bijten. Zo waren in een peiling de rassen American Staffordshire Terrier, Bull Terrier en Franse Bulldog samen verantwoordelijk voor slechts 0,6% van de bijtincidenten​. Terwijl een klein ras als de Jack Russell Terriër een groot deel (10,4%) van de incidenten veroorzaakte​. Ook herders en retrievers dragen bij: Duitse en Belgische herders ~5% elk, Labradors en Golden Retrievers ~3% elk​. Dit heeft ook te maken met populariteit (er zijn nu eenmaal veel Labradors), maar geeft aan dat alle honden kunnen bijten.

Toch is er een reden dat HR-honden in de spotlight staan: de ernst als het misgaat. Een beet van een Jack Russell is meestal een sneetje; een beet van een pitbull-type kan zware verminking of de dood betekenen. Bovendien werden in een analyse van dodelijke bijtincidenten pitbull-achtigen en rottweilers het vaakst genoemd als dader​. Het ministerie wil daarom strengere aanpak juist voor die categorie.

Tot slot

Er is niet één methode die werkt voor het terugdringen van gevaarlijke situaties, overlast gevende situaties, etc. Het effectiefst is meerdere aanpakken combineren: duidelijke regels, voldoende faciliteiten, educatie en sociale controle, plus consequente handhaving bij overtredingen en een goede samenwerking tussen de verschillende partijen. Jij bevindt je in het middenveld – je spreekt de taal van de hondenliefhebber én begrijpt de zorgen van de niet-hondenbezitter. Je hebt kennis van dieren én van regelgeving. Daarmee ben je de aangewezen persoon om te zorgen dat alle neuzen dezelfde kant op staan.

Praktijkvoorbeeld

Na een reeks bijtincidenten in een wijk ontstaat spanning tussen hondeneigenaren en andere bewoners.

De gemeente wil niet direct alle honden gaan weren, maar móet iets doen. Ze besluiten een wijkavond te organiseren. Jij wordt gevraagd om, namens de gemeente, als expert spreker op te treden. Je legt uit waarom honden soms bijten, wat eigenaren moeten doen en wat omstanders wel/niet moeten doen bij een onbekende hond.

Je geeft beide groepen ruimte om vragen te stellen. Door feitelijke info (bijv. dat 150.000 mensen per jaar gebeten worden, maar ook dat 45% van de huishoudens een huisdier heeft​) creëer je wederzijds begrip. Vervolgens help je ter plekke afspraken op te stellen: bijvoorbeeld hondenbezitters richten een buurtgroep op die elkaar helpt met socialiseren van honden, en niet-hondeneigenaren beloven niet meer direct 144 te bellen bij het eerste blafje maar eerst even de dialoog te zoeken.

Je besluit direct ook een maandelijks spreekuur te organiseren op het gemeentehuis waar inwoners met vragen over dieren terechtkunnen, gezien de positieve reacties van deze bijeenkomst. 

Een opdracht om voor jezelf uit te werken

De meest overlast gevende dieren binnen een gemeente zijn honden. Van niet opgeruimde poep, loslopende honden tot blaffen en bijtincidenten. Veel overlast kan voorkomen worden door de eigenaar: opruimen van poep, hond aangelijnd houden waar het moet en daar waar het dier los mag lopen houdt de eigenaar de hond onder appèl. Dit leidt vaak tot heftige, vijandige en emotionele gesprekken. Hoe ga jij daarmee om?

Je hoeft deze uitwerking niet in te sturen als huiswerk.

Don`t copy text!