Module 5: Huisdieren (gehouden dieren)
5.1 Rol van de gemeente en wettelijke kaders
Gemeenten krijgen regelmatig te maken met huisdieren in de openbare ruimte. Van loslopende honden tot meldingen van bijtincidenten en overlast door katten. Een dieradviseur hoort te weten waar de verantwoordelijkheden van de gemeente liggen, wat het wettelijk kader is en hoe je praktisch kunt handelen. In deze les ligt de nadruk op het herkennen van situaties, toepassen van regelgeving en samenwerken met relevante partners.
Wettelijk kader in het kort
De details van de wet- en regelgeving is in de vorige module al aan de orde gekomen. Daarom hier alleen een korte samenvatting van de belangrijkste kaders die je moet kennen:
- APV: bevat lokale regels, zoals aanlijn- en opruimplicht voor honden, toegangsbeperkingen voor dieren in bepaalde gebieden en eventueel het maximale aantal dieren per huishouden.
- Hondenbelasting: lokale belasting die sommige gemeenten heffen. De handhaving en administratie ligt bij de gemeente (wordt vaak uitbesteed). Zo’n 25% van de gemeenten heft nog hondenbelasting.
- Burgerlijk Wetboek: artikel 5:8 lid 3 over gevonden dieren: deze moeten 14 dagen worden bewaard zodat een eigenaar de kans krijgt het dier terug te halen.
- Wet dieren: verbiedt mishandeling en verwaarlozing, stelt de zorgplicht centraal, bevat regels rond identificatie en registratie van honden en geeft de kaders bij gevaarlijke dieren.
- Overige relevante regels: Er zijn nog andere wettelijke kaders die raken aan dit onderwerp. Bijvoorbeeld de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (voorloper van de Wet dieren, deels geïntegreerd nu), het Wetboek van Strafrecht (dierenmishandeling is een misdrijf) en de Omgevingswet (huisdieren mogen niet zomaar los in de natuur lopen als ze daar wilde dieren schade kunnen doen, denk aan katten in beschermde natuurgebieden).
Ook de Wet aansprakelijkheidsverzekering en het Burgerlijk Wetboek regelen dat de eigenaar aansprakelijk is voor schade die zijn dier aanricht (bijvoorbeeld als jouw hond iemand bijt of een verkeersongeluk veroorzaakt, ben jíj als eigenaar civielrechtelijk aansprakelijk voor de schade). En tot slot is er de Wet aanpak woonoverlast (ook wel de “Aso-wet”), die een burgemeester de bevoegdheid geeft om bij ernstige overlast in een woonwijk in te grijpen – bijvoorbeeld als iemand zóveel dieren houdt dat de buren er constante stank of herrie van hebben.
Deze wetten bepalen de kaders waarbinnen de gemeente handelt. De exacte invulling van bijvoorbeeld de APV verschilt per gemeente. In de les ligt de focus op hoe je deze kaders toepast in concrete situaties.
Openbare ruimte vs. private ruimte
Voor de uitvoering van meldingen en vraagstukken, is het verschil tussen openbare ruimte en private (particuliere) ruimte belangrijk. Dit bepaalt namelijk welke regels gelden en wie waar verantwoordelijk voor is.
Wat is de openbare ruimte? Simpel gezegd: alle plekken die voor iedereen toegankelijk zijn. Denk aan straten, stoepen, pleinen, parken, openbaar groen, bosgebieden die vrij toegankelijk zijn, stranden, winkelcentra tijdens openingstijden, etc. Ook de hal van het gemeentehuis, een bibliotheek of een winkel zijn openbaar toegankelijk (hoewel de winkel zelf particulier eigendom is, mag het publiek er in).
In de openbare ruimte geldt de APV en mag de gemeente handhaven op haar regels. Iedereen mag zich daar bevinden (onder normale omstandigheden) – en dus ook iemands huisdier, mits die zich aan de regels houdt (denk aan aanlijnen, geen overlast veroorzaken, opruimen van uitwerpselen, etc.).
Wat is private ruimte? Dat is ruimte die niet voor iedereen toegankelijk is, meestal eigendom van een particulier (of een bedrijf). Voorbeelden: woningen, tuinen en erven achter een hek of heg, een afgesloten terrein, maar ook de binnenkant van iemands auto, of een boerderijterrein met een bordje “verboden toegang”. Hier kan de eigenaar of bewoner bepalen wie er wel of niet mag komen (behoudens uitzonderingen zoals politie met een huiszoekingsbevel, etc.).
In private ruimte gelden vooral particuliere regels en eigendomsrechten: de APV reikt hier niet zomaar tot achter je voordeur. Je mag binnen je eigen terrein in principe zelf weten hoe je je dieren houdt, zolang je geen andere wetten breekt (zoals dierenwelzijnswetten of extreme overlast veroorzaken).
Enkele concrete voorbeelden ter verduidelijking:
- Een openbare ruimte is bijvoorbeeld een gemeentelijk park. Iedereen mag daar wandelen. Als je daar met je hond loopt, moet je je aan de parkregels houden (meestal hond aan de lijn, tenzij er een speciaal losloopveld is). De gemeente is verantwoordelijk voor het onderhoud van dat park en het handhaven van de regels (via handhavers of politie).
- Een privétuin achter iemands huis is geen openbare ruimte. Als de kat van de buren in die tuin rondloopt, bevindt de kat zich weliswaar op het privéterrein van een ander (zonder toestemming), maar niet op openbaar terrein. Dit verschil is belangrijk: de APV-regels zoals aanlijnplicht gelden niet op privéterrein. Je hoeft je hond dus niet aan te lijnen in je eigen huis of tuin. Maar het feit dat die kat bij de buren komt, kan wel een conflict tussen buren veroorzaken. Hier kan de gemeente niet zomaar handhaven met een boete, omdat de kat niet op gemeentegrond loopt op dat moment.
- Een supermarkt is interessant: die is voor publiek toegankelijk (tijdens openingstijden), maar is privé-eigendom. We beschouwen de winkelruimte toch vaak als “openbaar toegankelijk” in de zin dat de politie of handhavers ook daar kunnen optreden als er iets gebeurt (winkeldiefstal bijvoorbeeld).
Maar als het gaat om dieren: een supermarkt mag eigen regels stellen, zoals “geen huisdieren binnen” (vaak zie je zo’n sticker op de deur). Dat is dan geen gemeentelijke regel, maar een huisregel van de winkel. De parkeerplaats voor de supermarkt is meestal ook eigendom van de supermarkteigenaar, maar is toegankelijk voor publiek die komt parkeren. Een hond in de auto op die parkeerplaats? De parkeerplaats is publiek toegankelijk, dus autoriteiten kunnen er bij als dat nodig is om de hond te redden (het is niet beschermd als een afgesloten privéplaats). Het blijft echter iemands auto, wat in principe privé-eigendom is – het binnenbreken in een auto vereist dus wel noodzaak of een bevoegdheid (daarom doet doorgaans de politie dat).
Waarom is dit onderscheid belangrijk? Omdat de bevoegdheid van de gemeente vooral ligt in de openbare ruimte. Daar kunnen ze hun APV laten gelden en optreden tegen loslopende honden, daar hebben ze de taak om zwerfdieren op te halen, etc. Op privéterrein heeft de gemeente beperkte macht: ze kunnen niet zomaar iemands erf op om een dier te vangen zonder toestemming (tenzij er een dringende reden is en wettelijke basis, zoals dierenleed dat ingrijpen vereist, meestal doet dan de politie of NVWA dit).
De taak van de gemeente: verantwoordelijkheden en grenzen
De gemeente heeft zowel wettelijke verplichtingen als beleidsvrijheid.
De belangrijkste verantwoordelijkheden:
De gemeente heeft de opvangplicht voor gevonden dieren. Zodra er een melding komt van een gevonden of zwervend huisdier, is de gemeente verantwoordelijk om dit te regelen. Meestal houdt dit in: via de dierenambulance/asiel het dier laten ophalen en verzorgen, en 14 dagen bewaren voor de eigenaar. Dit is geen vrijblijvende taak; de wet (Burgerlijk Wetboek) verplicht de gemeente hiertoe. Vaak heeft een gemeente hiervoor een contract met de Dierenbescherming of een lokaal asiel dat deze taak uitvoert, inclusief 24/7 bereikbaarheid voor noodgevallen.
De gemeente is verantwoordelijk voor de openbare orde en veiligheid op haar grondgebied. Dit betekent dat als dieren in de openbare ruimte een gevaar vormen voor mensen of andere dieren, de gemeente moet (laten) optreden. Denk aan een agressieve hond die door de straten zwerft – de gemeente (via politie of handhavers) moet zorgen dat dit gevaar wordt ingedamd. De burgemeester heeft op basis van de Gemeentewet en vaak via de APV bijzondere bevoegdheden, zoals het kunnen opleggen van een aanlijn- en muilkorfgebod aan een gevaarlijke hond, of in extreme gevallen het laten vangen en uit de samenleving halen van zo’n dier.
De gemeente heeft zorg voor de volksgezondheid en hygiëne in de openbare ruimte. Hieronder valt bijvoorbeeld het verwijderen van dode dieren van de straat (om verspreiding van ziekten te voorkomen). Maar ook hondenpoep op straat is een hygiëne- en overlastkwestie: daarom mogen gemeenten via de APV eisen dat baasjes de poep opruimen en afvalbakken voorzien om het in te gooien. Ook overlast van plaagdieren (bijv. ratten aangetrokken door zwerfafval of voedsel dat mensen voor dieren laten slingeren) kan een aandachtspunt zijn. Hoewel huisdieren zelf meestal geen plaagdieren zijn, kan een te grote populatie verwilderde katten bijvoorbeeld impact hebben op openbare hygiëne (denk aan stank of uitwerpselen in speeltuinen). De gemeente moet zulke situaties monitoren en waar nodig maatregelen nemen (bijv. populatiebeheer samen met een asiel: vangst-sterilisatie-acties bij zwerfkatten om aantal te verminderen).
Een gemeente mag ook beleid maken om dierenwelzijn te bevorderen, al heeft ze beperkt directe wettelijke bevoegdheden daarin. Via educatie, voorlichting en samenwerking kan veel. Bijvoorbeeld: een gemeente kan campagne voeren om katten te chippen en castreren, ook al is het (nog) niet verplicht, om zo het aantal zwerfkatten te verminderen. Of subsidie geven aan een project om hondenpoepoverlast tegen te gaan door gratis opruimzakjes te verstrekken. Sommige gemeenten hebben een uitgebreid dierenwelzijnsbeleid waarin ze ambities uitschrijven, zoals diervriendelijke vuurwerkvrije zones of het ondersteunen van minima bij de kosten van een huisdier. Als dieradviseur ben jij vaak degene die meedenkt over en uitvoering geeft aan dit beleid.
Bevoegdheden van de gemeente:
Handhaving van de APV: de gemeente kan middels haar BOA’s (Bijzondere Opsporingsambtenaren, oftewel handhavers) of de politie controleren of inwoners zich aan de APV houden voor wat betreft dieren. Een handhaver kan bijvoorbeeld iemand bekeuren die zijn hond los heeft op een plek waar dat niet mag, of iemand die de poep niet opraapt. De exacte boetebedragen verschillen, maar gemeenten kondigen vaak aan dat er gecontroleerd wordt. Als dieradviseur kun je input leveren voor waar handhaving prioriteit moet krijgen (“Er zijn veel klachten over loslopende honden in park X, misschien moeten we daar eens vaker controleren”).
Regels stellen (binnen kaders): de gemeenteraad kan via de APV bepaalde extra regels instellen, zolang die niet in strijd zijn met hogere wetgeving. Bijvoorbeeld, een gemeente zou in theorie kunnen besluiten “ook katten moeten voortaan binnen blijven of aangelijnd zijn buiten” als ze dat in de APV zetten. In de praktijk gebeurt dat bijna nergens, maar juridisch kúnnen ze die regel maken voor hun grondgebied. Een realistischer voorbeeld: sommige gemeenten verplichten in de APV dat je maximaal X aantal honden mag uitlaten tegelijk als professioneel hondenuitlater (honden uitlaatservice, HUS) of dat je altijd een opruimmiddel (poepzakje) bij je moet hebben en op verzoek van de handhaver moet tonen. Dit soort regels zijn lokaal. Als dieradviseur kun je gevraagd worden om mee te denken welke regels zinvol zijn of hoe ze geformuleerd moeten worden maar je kunt ze ook zelf initiëren.
Interveniëren bij gevaar of nood: de burgemeester (of bij spoed de politie) kan bevelen geven in noodsituaties. Bijvoorbeeld, als er een hond is die herhaaldelijk mensen heeft aangevallen en nu los rondloopt, kan de burgemeester op grond van openbare orde het dier laten vangen en in beslag laten nemen. Dat gebeurt vaak in samenspraak met politie en eventueel justitie. Ook kan de brandweer ingeschakeld worden als dat nodig is (stel een kat zit dagenlang hoog in een boom boven een drukke weg en veroorzaakt gevaarlijke situaties, dan kan besloten worden de brandweer te laten helpen het dier eruit te halen – hoewel doorgaans voor een kat in boom geen brandweer komt tenzij er direct gevaar is voor verkeer of het dier). Bij dieren in nood (zoals die hond in de hete auto) kunnen ook gemeentelijke handhavers in actie komen, maar vaak schakelen die direct de politie in als er bijvoorbeeld een ruitje ingetikt moet worden.
Waar liggen de grenzen?
De gemeente is niet verantwoordelijk voor dieren op privéterrein van een eigenaar, zolang er geen overtredingen of misstanden zijn. Als iemand bijvoorbeeld drie honden in zijn huis heeft en die goed verzorgt, maar ze blaffen veel binnen, dan is dat in principe een burenkwestie tenzij het extreme geluidsoverlast wordt (dan mogelijk Wet aanpak woonoverlast traject). Maar de gemeente komt niet op voor “hond blaft twee keer bij de buren” – dat moeten buren onderling eerst proberen op te lossen.
De gemeente kan niet zomaar huisdieren afpakken of betreden zonder grond. Er moet altijd een wettelijke basis zijn: bij verwaarlozing/mishandeling loopt dat via de LID of NVWA in samenwerking met politie (strafrecht of bestuursrecht). De gemeente zelf heeft geen standaard “dierenpolitie” die bij mensen thuis dieren weghaalt, hoewel sommige grotere gemeentes speciale dieren boa’s hebben (domein 2). Meestal beperkt de rol zich tot doorverwijzen: als jij als dieradviseur een melding krijgt dat iemand z’n hond slaat in de achtertuin (privéterrein), kun je dat niet eigenhandig oplossen, maar wel zorgen dat de melding bij 144 (dierenpolitie) terechtkomt voor onderzoek.
De gemeente heeft budgettaire grenzen. Niet alles kan oneindig betaald worden. Bijvoorbeeld de opvang van zwerfdieren kost geld (het asiel stuurt een rekening per opgenomen dier of een vast bedrag per jaar). Als er ineens heel veel zwerfdieren zijn of een grote inbeslagname van bijv. 50 verwaarloosde katten door justitie waarbij de gemeente moet zorgen voor opvang, kan dat financieel een aderlating zijn. Als dieradviseur moet je ook meedenken in praktische oplossingen: samenwerking met buurgemeenten, subsidies, of bijvoorbeeld promoten dat mensen hun dieren chippen zodat gevonden dieren sneller teruggaan naar eigenaar (scheelt opvangkosten).
De gemeente is geen rechter: in conflicten tussen inwoners over huisdieren (bijv. “de kat van buurman maakt mijn tuin vuil”) kan de gemeente bemiddelen of adviseren, maar ze kan niet zomaar een bindende uitspraak doen zoals “uw kat mag nog maar 1x per week buiten” – zulke dingen zijn niet afdwingbaar tenzij er een wettelijke basis is. Mensen kunnen altijd nog civiel naar de rechter stappen als ze schadevergoeding willen of een verbod via de rechter afdwingen, maar dat staat los van de gemeente.
De gemeente heeft een duidelijk omschreven taak voor dieren in de openbare sfeer (opvang, orde, hygiëne) en moet optreden waar nodig, maar ze is geen allesomvattende dierenopsporingsdienst. Veel ligt ook bij nationale instanties of bij de eigenaren zelf. Als dieradviseur beweeg je steeds op het snijvlak: wanneer grijpt de gemeente in, en wanneer ligt iets buiten ons bereik of is een andere partij aan zet? Dat zien we nu in de voorbeelden.
Samenwerking met externe partijen
De gemeente werkt intensief samen met diverse externe partijen. Hier een overzicht van de belangrijkste partners en hun rol:
Samenwerkingspartijen ↓
Overzicht samenwerkingspartners
- Dierenambulance: Eerste aanspreekpunt bij meldingen van zwerfdieren of dieren in nood. Vervoert dieren naar asiel of dierenarts. Vaak een gesubsidieerde dienst of partner van de gemeente.
- Dierenasiel/opvang: Verzorgt gevonden dieren, zoekt de eigenaar en herplaatst indien nodig. Goede afstemming met het asiel is belangrijk, bijvoorbeeld over capaciteit en kosten.
- Politie: Onmisbaar bij acute nood, bijtincidenten of dierenmishandeling. Via 144 komt een melding bij de meldkamer terecht. De politie kan handhaven en ingrijpen waar de gemeente dat niet mag.
- Handhavers (BOA’s): Gemeentelijke toezichthouders die de APV handhaven. Ze controleren bijvoorbeeld op loslopende honden of opruimplicht. Bij evenementen of in openbare ruimten kunnen ze ook toezicht houden op dierenwelzijn.
- LID en NVWA: De LID werkt samen met de NVWA en kan inspecteren bij vermoedens van verwaarlozing. Ze hebben wettelijke bevoegdheden en schakelen bij ernstige situaties in met politie en justitie.
- Buurtbemiddeling en sociaal werk: Ingezet bij burenruzies over dieren of bij signalen van zorgmijding en overmatige dierenverzameling. De dieradviseur speelt een rol in het signaleren en doorzetten van meldingen naar deze partners.
- Veterinaire diensten/GGD: Betrokken bij risico’s voor volksgezondheid, bijvoorbeeld bij zoönosen of bijtincidenten waarbij medische beoordeling nodig is.
- Omgevingsdienst/provincie: Toezicht en handhaving bij conflicten met natuurbeschermingsregels, zoals loslopende katten of honden in natuurgebieden.
Zoals je ziet: je staat er niet alleen voor! Het is echt een samenwerkingsspel. Jouw rol is vaak coördineren, informeren en zorgen dat alle neuzen dezelfde kant op staan in het belang van mens én dier. In eerdere lessen heb je vast al geleerd hoe je een netwerk opbouwt; in de praktijkvoorbeelden heb je gezien hoe dat netwerk samenwerkt.
Eigenaar vs gemeente verantwoordelijkheid
Een rode draad in ons werk is het afbakenen: Waar is iets de verantwoordelijkheid van de huisdiereigenaar en waar neemt de gemeente het over? In het algemeen: de eigenaar is verantwoordelijk voor het voorkómen van problemen (zorg dat je dier niet ontsnapt, anderen niet bijt, niet overlast veroorzaakt, goed verzorgd is). De gemeente grijpt in als het misgaat of als er niemand is om verantwoordelijkheid te dragen (een gevonden dier heeft even geen verantwoordelijke eigenaar beschikbaar, dus neemt de gemeente het tijdelijk over).
Dit is een belangrijk inzicht voor jou als dieradviseur: je moet soms inwoners teleurstellen (“Nee mevrouw, wij kunnen uw buurman niet dwingen zijn kat binnen te houden”), maar in andere gevallen juist streng richting een eigenaar zijn (“Meneer, uw hond heeft gebeten, nu móet u deze maatregelen volgen volgens onze beschikking.”). Jij staat als adviseur steeds op die grens en moet aanvoelen wanneer de gemeente aan zet is en wanneer (nog) niet.
Praktijkvoorbeelden
Loslopende hond op straat
Een melding komt binnen: er loopt een hond los in een woonwijk, zonder eigenaar in de buurt. De hond vormt mogelijk een gevaar voor verkeer en andere mensen of dieren. Loslopende honden zijn in strijd met de APV, waarin vaak een aanlijnplicht is opgenomen. De gemeente is wettelijk verplicht om een gevonden dier 14 dagen op te vangen.
Als dieradviseur zorg je dat de dierenambulance wordt ingeschakeld. Deze probeert de hond veilig te vangen en brengt hem naar het asiel. Daar wordt gecontroleerd of de hond gechipt is. Is de chip geregistreerd, dan wordt de eigenaar geïnformeerd. Deze kan een boete krijgen en moet de kosten voor opvang vergoeden. Is er geen chip of is de eigenaar niet te achterhalen, dan geldt de 14-dagen bewaarplicht. Na die periode kan het dier worden herplaatst. In gevallen van vermoedelijke dumping kan melding worden gedaan, al is vervolging lastig zonder bekendheid van de eigenaar.
Loslopende kat zonder chip
Een kat zwerft al enkele dagen door de wijk, miauwend en ogenschijnlijk zonder eigenaar. In tegenstelling tot honden mogen katten vrij buiten lopen. Toch geldt ook hier: een kat die langere tijd rondzwerft en zorg nodig heeft, wordt aangemerkt als gevonden dier. De gemeente is verplicht opvang te regelen.
De dieradviseur schakelt de dierenambulance in. Na controle op chip en signalering via Amivedi of sociale media, blijft de kat 14 dagen in bewaring. Wordt er geen eigenaar gevonden, dan volgt herplaatsing of alternatieve opvang (bijvoorbeeld een boerderijkattenproject of TNR). De eigenaar, als die zich alsnog meldt, kan het dier ophalen. Boetes zijn niet van toepassing, maar kosten voor opvang kunnen wel worden doorbelast. Voorlichting over het belang van chippen maakt hier deel van uit.
Hond in snikhete auto
Een hond zit in een geparkeerde auto tijdens warm weer. De ramen zijn dicht of nauwelijks geopend, en het dier vertoont tekenen van oververhitting. Dit is een acuut geval van dierennood en kan onder dierenmishandeling vallen. De politie heeft de bevoegdheid om in te grijpen, zoals het forceren van een autodeur.
De dieradviseur schakelt indien nodig direct 144 of de politie in. Ter plaatse zal de politie proberen de eigenaar te traceren en, als dat niet lukt, de hond uit de auto halen. Daarna volgt medische zorg via een dierenarts of opvang via het asiel. De eigenaar kan strafrechtelijk worden vervolgd. De gemeente kan via communicatie aandacht geven aan preventie (voorlichting), en de dieradviseur kan betrokken worden bij nazorg en samenwerking met ketenpartners zoals de LID of dierenambulance.
Hondenuitlaatservice veroorzaakt overlast
In een woonwijk worden klachten gemeld over een hondenuitlaatservice (HUS) die dagelijks met meerdere honden tegelijk het plantsoen gebruikt. De honden lopen los, terwijl het geen losloopgebied is. Bewoners ervaren overlast: hondenpoep wordt niet altijd opgeruimd, kinderen worden omvergelopen en sommige honden tonen dominant gedrag richting aangelijnde honden van buurtbewoners.
De dieradviseur controleert de situatie en ziet dat de APV regels bevat over het aanlijnen van honden buiten losloopgebieden. Er is echter geen vergunningplicht of gedragscode voor uitlaatservices in deze gemeente. In overleg met handhaving en de wijkbeheerder wordt de uitlaatservice aangesproken. Er wordt afgesproken dat de uitlater voortaan maximaal vijf honden tegelijk meeneemt, alle honden aangelijnd houdt en poep altijd opruimt.
De gemeente besluit daarnaast te verkennen of een specifieke locatie kan worden aangewezen voor uitlaatservices, onder voorwaarden. Voorlichting over hondenbeleid in de wijk wordt gedeeld via de buurtapp en gemeentelijke kanalen. Zo wordt geprobeerd om overlast te verminderen en tegelijkertijd een werkbare situatie te behouden voor zowel bewoners als de uitlaatservice.
Overlast door katten in achtertuinen
Een inwoner meldt aanhoudende overlast door katten van de buren. Ze graven in de tuin, jagen vogels weg en laten uitwerpselen achter. Wettelijk mogen katten buiten komen, en in de meeste gemeenten zijn hiervoor geen specifieke APV-bepalingen. Toch kan de overlast als hinder worden ervaren.
Als dieradviseur informeer je de melder over de beperkte juridische mogelijkheden, maar biedt je ook oplossingsrichtingen. Denk aan buurtbemiddeling, het treffen van fysieke maatregelen (zoals het afsluiten van zandbakken of het gebruiken van geurwerende middelen) of het voeren van gesprekken tussen buren. In extreme gevallen kan de burgemeester via de Wet aanpak woonoverlast ingrijpen. De rol van de gemeente is vooral faciliterend en adviserend, waarbij maatwerk en samenwerking met maatschappelijke partners centraal staan.
Melding van een bijtincident
Een hond heeft in een park een andere hond en diens eigenaar gebeten. De politie is ter plaatse gekomen. De gebeten persoon heeft medische hulp gekregen, de gewonde hond is naar een dierenarts gebracht. De eigenaar van de bijtende hond is bekend.
De dieradviseur adviseert de gemeente over vervolgstappen. De burgemeester kan besluiten tot het opleggen van een aanlijn- en muilkorfgebod. Bij ernstige risico’s kan de hond tijdelijk in beslag worden genomen. Samen met gedragsdeskundigen wordt beoordeeld of heropvoeding mogelijk is. De gemeente is verantwoordelijk voor de openbare orde, terwijl de eigenaar aansprakelijk is voor de schade. De politie, het asiel, dierenarts en eventueel Slachtofferhulp zijn hierbij betrokken. Duidelijke communicatie richting de betrokkenen is van belang.
Een opdracht om voor jezelf uit te werken
Stel, er komt een voorstel vanuit bezorgde inwoners in jouw gemeente om katten net als honden aan te lijnen en binnen te houden, omdat ze vogelpopulaties schade zouden doen. Hoe zou jij hier als dieradviseur op reageren richting de beleidsmakers en inwoners? Neem in je antwoord mee wat je hebt geleerd over wettelijke (on)mogelijkheden, praktijkrealiteit en belangen van zowel diereneigenaren als niet-eigenaren.
Er is geen simpel goed of fout antwoord. Het gaat erom dat je kunt beargumenteren hoe de gemeente met zo’n wens om zou kunnen gaan, rekening houdend met alles wat in deze les is behandeld. Gebruik eventueel elementen uit de praktijkvoorbeelden (bijv. overlast katten, openbare vs private ruimte) om je standpunt te ondersteunen.
Je hoeft deze uitwerking niet in te sturen als huiswerk.