Module 5: Huisdieren (gehouden dieren)
5.4 Zwerfdieren en gedumpte huisdieren
In deze les gaan we in op het probleem van zwerfdieren en gedumpte huisdieren in de openbare ruimte. Vaak denken mensen bij zwerfdieren meteen aan katten en honden, maar ook andere (huis)dieren kunnen op straat belanden; soms ontsnapt, soms bewust achtergelaten.
Herkennen van zwerfdieren
In de openbare ruimte kunnen allerlei gehouden diersoorten rondzwerven. Denk aan tamme konijnen in een park, loslopende kippen of hanen in woonwijken, gedumpte tamme ganzen bij vijvers, losgelaten sierduiven of parkieten, waterschildpadden in sloten en zelfs exotische huisdieren zoals tamme ratten of slangen. Zulke dieren zijn vaak herkenbaar omdat ze afwijkend gedrag of uiterlijk vertonen vergeleken met wilde dieren. Een wit konijn op een grasveld valt op tussen wilde bruine konijnen, en een kleurrijke siervogel of duif met een pootring duidt op een ontsnapt huisdier.
Voorbeelden van herkenning:
- Tamme konijnen hebben vaak geen schutkleur en scharrelen onhandig rond – ze weten niet goed hoe ze voedsel in het wild moeten vinden.
- Loslopende kippen in het openbaar zijn vrijwel zeker afkomstig van uitzetting of ontsnapping. Deze komen in het wild niet voor.
- Tamme ganzen (ook wel boerenganzen, parkganzen, soepganzen) zie je in parken; ze zijn vaak groter of anders gekleurd dan wilde ganzen (wit met allerlei grijs variaties) en vaak erg benaderbaar door mensen.
- Waterschildpadden in Nederlandse sloten zijn altijd gedumpte ex-huisdieren, omdat geen enkele waterschildpad van nature in Nederland voorkomt.
- Hetzelfde geldt voor sierduiven: een duif met opvallende pluimen of kleuren kan een verdwaalde postduif of sierduif zijn.
Melding en opvang van zwerfdieren
Wanneer een zwerfdier wordt aangetroffen, is de eerste stap melding maken. In de praktijk wordt vaak direct contact opgenomen met de dierenambulance, die vervolgens een opvanglocatie inschakelt. Afhankelijk van de situatie wordt afgesproken hoe het dier wordt opgehaald: soms brengt de vinder het dier zelf naar het asiel, maar meestal komt een medewerker van de dierenambulance of een vrijwilliger in actie.
Bij het opvangadres wordt het dier gecontroleerd op identificatie, zoals een chip of pootring. Als de eigenaar te achterhalen is, wordt deze direct geïnformeerd. Ook worden gevonden dieren geregistreerd in systemen zoals Amivedi, zodat vermiste en gevonden dieren sneller kunnen worden herenigd. Intussen krijgt het dier tijdelijk onderdak, voeding en eventuele medische zorg.
De gemeente heeft hierbij een wettelijke opvangplicht: gezelschapsdieren die zwerven moeten
14 dagen worden opgevangen, zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek (Boek 5, artikel 8 lid 3). Tijdens deze termijn treedt de burgemeester formeel op als eigenaar namens de gemeente. Meldt de oorspronkelijke eigenaar zich, dan kan het dier terug – vaak na vergoeding van gemaakte kosten. Meldt niemand zich binnen de termijn, dan beslist de burgemeester (in de praktijk het asiel) over herplaatsing of een andere oplossing.
Deze regeling geldt alleen voor gehouden dieren, zoals huisdieren en hobbydieren. In de praktijk komt het echter regelmatig voor dat het duidelijk is dat een dier is gedumpt. Denk aan een doos met konijnen in een plantsoen, sierkippen of hanen die loslopen in een woonwijk, of waterschildpadden in een vijver. Bij dit soort gevallen is vaak bij voorbaat al duidelijk dat er geen eigenaar in beeld is of zal komen. Toch wordt in veel gemeenten uit voorzorg de wettelijke bewaartermijn van 14 dagen gehanteerd. Formeel wordt het dier dan beschouwd als een gevonden gezelschapsdier waarvan de eigenaar onbekend is, en treedt de burgemeester op als tijdelijk eigenaar. Dit biedt rechtszekerheid en voorkomt discussie over de bevoegdheid om verdere stappen te zetten, zoals herplaatsing of medische zorg. Ook geeft het ruimte om – indien nodig – het dier alsnog terug te geven aan een eigenaar die zich onverwacht meldt. Voor dieren waarbij het eigenaarschap onduidelijk is, zoals kippen of konijnen in een park, zorgt deze werkwijze voor een zorgvuldige en juridisch verantwoorde behandeling.
Gevolgen voor het welzijn van de dieren
Waarom is zwerven schadelijk voor gehouden dieren? Huisdieren zijn doorgaans afhankelijk van mensen voor voeding, huisvesting en medische zorg. Wanneer ze aan hun lot worden overgelaten in de openbare ruimte, ontstaan al snel welzijnsproblemen:
Dierenwelzijnsproblemen zwerfdieren
Onvoldoende of verkeerd voedsel
Zwerfdieren moeten zelf eten zien te vinden. Tamme konijnen bijvoorbeeld weten niet welke planten veilig zijn en kunnen ernstig ziek worden van verkeerd voedsel. Veel tamme konijnen overlijden aan een gasbuik of vergiftiging nadat ze planten of gras hebben gegeten waar ze niet aan gewend zijn. Ook tamme vogels of knaagdieren vinden in de stad niet de juiste voeding en raken ondervoed.
Geen schuilplaats en slecht weer
Gehouden dieren hebben geleerd binnen te slapen of in een hok; op straat staan ze bloot aan regen, kou of hitte. Waterschildpadden zijn een extreem voorbeeld: ze lijken in de zomer prima te zonnen op een boomstam in de sloot, maar zodra het water kouder wordt kunnen ze niet meer eten en verhongeren langzaam.
Dit is aan de buitenkant nauwelijks te zien – een schildpad kan vanbinnen helemaal uitgemergeld raken terwijl hij er van buiten nog oké uitziet. Uiteindelijk sterven zulke gedumpte schildpadden vrijwel altijd binnen enkele jaren door honger of koude.
Predatoren en gevaren
Tamme dieren missen vaak het instinct om te vluchten of zich te verstoppen. Een losgelaten huiskonijn heeft bijvoorbeeld geen natuurlijk vluchtgedrag en is een gemakkelijke prooi voor honden, katten, roofvogels en marterachtigen. Ook kan het zichzelf niet goed beschermen door camouflage (wilde konijnen zijn bruin; een wit tam konijn valt enorm op).
Hanen en kippen op straat lopen kans om ‘s nachts gepakt te worden door vossen of marters. Daarnaast lopen de dieren het risico aangereden te worden.
Ziekten en verwondingen
Zwerfdieren kunnen ziektes oplopen of verwond raken zonder dat iemand ze behandelt.
Katten op straat krijgen regelmatig abcessen van vechtwondjes, vlooien of infectieziektes zoals FIV (kattenaids).
Zwerfkippen en -eenden kunnen in aanraking komen met vogelgriep of parasieten. Zonder behandeling lijden de dieren hier langdurig aan. Ook verwondingen door bijv. glas of prikkeldraad blijven onbehandeld, wat tot infecties leidt.
Stress en sociaal gemis
Gehouden dieren zijn mensgericht en aan routine gewend. Een huisdier dat ineens buiten moet overleven, ervaart veel stress. Denk aan een (binnen)kat die ineens tussen zwerfkatten belandt – hij begrijpt de rangorde niet en kan angstig of agressief worden.
Tamme konijnen zijn sociale dieren die vaak een maatje missen en zich eenzaam of bang voelen in het wild. Langdurige stress ondermijnt de gezondheid van het dier nog verder.
Canadese ganzen met steukvleugels (angel wings). Foto: Dierenambulance Zuid-Holland-Zuid
Kortom, het dierenwelzijn van zwerfdieren is meestal slecht. Wat voor omstanders soms “zielig uitziende dieren” zijn, zijn voor het dier zelf levensgevaarlijke situaties. Als dieradviseur is het belangrijk dit uit te leggen aan mensen: een gedumpt huisdier “zijn vrijheid geven” is in feite vaak een doodvonnis. Het dier is beter af in een opvang of nieuw thuis, ook al denken sommige mensen dat vrij rondlopen “natuurlijker” zou zijn.
Gevolgen voor de omgeving en biodiversiteit
Zwerfdieren brengen niet alleen risico’s mee voor henzelf, maar ook voor de omgeving waarin ze terechtkomen.
- Sommige soorten kunnen zich vestigen in parken, natuurgebieden of stadsrandzones. Daar verdringen ze inheemse soorten of veroorzaken ze structurele schade aan het lokale ecosysteem. Verwilderde konijnen graven holen op kwetsbare dijken, sierduiven concurreren met stadsduiven om nestplekken, en waterschildpadden eten jonge amfibieën en vissen, waardoor natuurlijke voedselketens worden verstoord.
- Ook komt het voor dat verwilderde tamme dieren zich voortplanten met inheemse soorten – bijvoorbeeld tamme eenden met wilde eenden – wat leidt tot hybride dieren met minder geschikte overlevingskenmerken. Dit fenomeen, ook wel faunavervalsing genoemd, tast de genetische integriteit van oorspronkelijke soorten aan. Bij postduiven en stadsduiven is bijvoorbeeld nauwelijks nog onderscheid te maken, en ook bij ganzen en parkieten komen inmiddels mengvormen voor.
- In sommige gevallen kunnen verwilderde exoten (zoals schildpadden of slangen) bovendien invasief gedrag vertonen: ze vestigen zich, planten zich voort en nemen blijvend ruimte in binnen een leefgebied, met blijvende gevolgen voor flora en fauna.
- Deze ecologische druk wordt nog versterkt door het feit dat zwerfdieren vaak geen natuurlijke vijanden hebben in de omgeving waar ze belanden.
- Bij een uitbraak van vogelgriep geldt landelijk een verplichte ophok- en afschermplicht voor gehouden pluimvee, waaronder ook kippen en tamme eenden vallen. Omdat de gemeente formeel als eigenaar wordt gezien van zwervende dieren waarvoor nog geen particuliere eigenaar bekend is, rust deze verplichting ook op de gemeente. Dit betekent dat de gemeente verantwoordelijk is voor het treffen van passende maatregelen om deze dieren te beschermen. In de praktijk houdt dit in dat zwerfdieren zoals loslopende kippen of eenden moeten worden afgevangen en op een veilige, afgeschermde plek ondergebracht, zodat besmetting met vogelgriep wordt voorkomen.
Als dieradviseur is het belangrijk om ook dit perspectief mee te nemen in beleidsadvisering: zwerfdieren zijn niet alleen een welzijnsvraagstuk, maar ook een natuur- en biodiversiteitsprobleem.
Weerstand en emoties in de buurt
Niet iedereen is blij als zwerfdieren worden weggehaald. In veel buurten zijn er inwoners die zwerfdieren gaan voeren en verzorgen, vanuit goede bedoelingen. Ze raken emotioneel gehecht aan de dieren – de zwerfkat die elke dag komt eten, de eenden en kippen in het plantsoen die ze brood brengen, of de tamme ganzen bij de vijver die een naam hebben gekregen. Deze betrokkenheid kan botsen met het officiële beleid om zwerfdieren te vangen en onder te brengen.
Waarom weerstand? Voor deze dierenvrienden horen de dieren bij de buurt. Ze zien bijvoorbeeld een groepje kippen scharrelen en genieten daarvan. Het idee dat de dierenambulance de kippen komt vangen en mogelijk laat inslapen, kan voor hen onacceptabel zijn. Soms wantrouwen ze de bedoelingen van de gemeente of opvang (“ze maken ze vast dood”). Dit leidt tot protesten of tegenwerking bij vangacties. Het komt zelfs regelmatig voor dat de politie betrokken wordt bij afvangacties om inwoners op afstand te houden die dreigen met geweld.
Omgaan met emoties
Als dieradviseur moet je zowel de zorgen om het dier als de gevoelens van buurtbewoners serieus nemen. Enkele tips om met weerstand om te gaan:
Leg uit wat er met het dier gebeurt na vangst. Als mensen weten dat de dieren naar een gespecialiseerde opvang gaan en niet zomaar gedood wordt, geeft dat rust. Transparantie bouwt vertrouwen.
In sommige gevallen kun je de verzorgers betrekken bij de oplossing, bv. meedenken over een nieuwe plek voor de dieren of zelfs helpen vangen op een diervriendelijke manier.
Zo voelen ze zich geen tegenstanders, maar deel van de oplossing.
Uitleggen waarom opvang nodig is – bijvoorbeeld dat de dieren ongezond zijn of gevaar lopen (zoals engelenvleugels bij ganzen door verkeerd voeren) – kan begrip kweken dat ingrijpen in het belang van het dier is.
Als mensen een band hebben met het dier, kijk of er een oplossing is waarbij het dier elders goed terechtkan en misschien bezocht kan worden. Bijvoorbeeld het onderbrengen van de muskuseenden in een erkend dierenasiel of bij een boerderij, in plaats van doden of naar een handelaar.
Emotionele betrokkenheid is dus een factor om rekening mee te houden in beleid rond zwerfdieren. In extreme gevallen kunnen conflicten ontstaan tussen inwoners onderling of tussen inwoners en overheid. Soms moeten dieren zelfs verwijderd worden onder begeleiding van de politie omdat inwoners dreigen met geweld. In de praktijk is gebleken dat open overleg en zoeken naar diervriendelijke oplossingen (zoals herplaatsen) veel tegenstand wegneemt.
Dumpen van huisdieren: wet en gevolgen
Het moedwillig dumpen (in de steek laten) van een huisdier is in Nederland strafbaar. De wet beschouwt dit als een vorm van dierenmishandeling.
Dierenmishandeling
Artikel 2.2 lid 8 van de Wet dieren stelt dat het verboden is om een dier de nodige verzorging te onthouden – een bepaling die rechtstreeks van toepassing is op het achterlaten van huisdieren. Doe je dat toch, dan ben je strafbaar volgens de wet.
Strafmaat
De maximale straf voor het mishandelen of verwaarlozen (waaronder dumpen) van een dier is drie jaar gevangenisstraf of een geldboete tot €19.500. Daarnaast kan een rechter een houdverbod opleggen, waardoor de overtreder bijvoorbeeld 5 of 10 jaar geen dieren meer mag houden. Dit laat zien dat de overheid dumpen serieus neemt, al wordt in de praktijk niet elke dumper opgespoord of berecht – vaak gebeurt dumpen op momenten dat niemand het ziet.
Waarom is dumpen dierenmishandeling?
Omdat het dier willens en wetens in een situatie van leed wordt gebracht. Veel gedumpte dieren worden in zorgwekkende toestand gevonden: gestrest, verward, gewond of verwaarloosd. Ze belanden bijvoorbeeld in een gevaarlijke omgeving (langs een drukke weg, in een koud bos) zonder bescherming. Soms maken mensen het nog erger door dieren letterlijk achter te laten in dozen, zakken of kooien. Er zijn gevallen bekend van kittens in een kartonnen doos in de hitte, konijnen in een doos in het bos, of ratten in een plastic bak die gewoon ergens neer wordt gezet. Dergelijke dieren hebben zonder hulp een kleine overlevingskans en lijden pijn of stress – daarom wordt dumpen gelijkgesteld aan mishandeling.
Dumpen = verlating én verwaarlozing
Iemand die zijn dier dumpt, laat het in de steek en daarmee zonder verzorging. Naast de Wet dieren kan ook het Strafrecht van toepassing zijn, bijvoorbeeld als het dier als “zaak” van iemand anders wordt gezien (al is dat juridisch complex).
Opsporing en vervolging
In sommige situaties worden dumpers gepakt, bijvoorbeeld als er getuigen zijn of camerabeelden (denk aan iemand die pups in een doos bij het afval zet en gezien wordt). De dierenpolitie kan zo’n zaak onderzoeken. Helaas blijft het vaak onduidelijk wie het gedaan heeft, vooral bij dieren die ‘s nachts ergens losgelaten worden. Toch roepen organisaties op om altijd melding te maken als je dumping vermoedt, zodat er in ieder geval zorg komt voor het dier en – indien mogelijk – de dader aangepakt wordt.
Voorkomen van dumpen – oplossingen
Omdat de redenen voor dumpen divers zijn (financiële problemen, ongewenste nestjes, gedragsproblemen, tijdgebrek, etc.), zetten organisaties in op voorlichting en hulp. Als dieradviseur kun je mensen met een probleemhuisdier doorverwijzen naar passende oplossingen in plaats van dumpen:
- Breng mensen in contact met het asiel of opvang. Veel asielen zijn bereid mee te denken als iemand de afstandskosten niet kan betalen of zich schaamt om een dier te brengen.
- Wijs op lokale welzijnsorganisaties die advies kunnen geven (bijv. over gedragsproblemen of tijdelijke opvang).
- Ongewenste nestjes? Adviseer tijdig castratie/sterilisatie van huisdieren en als er al een nestje is: hulp zoeken via bijvoorbeeld dierenarts of opvang om voor de jongen te zorgen in plaats van ze te dumpen.
- Leg uit dat dumpen geen oplossing is: de eigenaar is zijn probleem niet écht kwijt, maar creëert nieuw leed. Daarbij is de kans groot dat het uitkomt (bijv. als het dier gechipt is, komt het uiteindelijk toch bij de oude eigenaar uit) met alle gevolgen van dien.
Door dit soort kant-en-klare oplossingen te bieden en bekend te maken, hopen dierenhulporganisaties het aantal dumpingen terug te dringen. Iedereen die overweegt zijn dier af te staan moet weten: er is altijd een diervriendelijke uitweg, dumpen is nergens voor nodig en strafbaar.
Organisatie, kosten en verantwoordelijkheden
Zwerfdierenzorg vereist samenwerking tussen verschillende partijen. De gemeente is wettelijk verantwoordelijk voor de eerste 14 dagen opvang, meestal uitgevoerd via contracten met dierenasielen en dierenambulances. Voor deze periode wordt een vergoeding betaald per dier of per jaar. In de praktijk blijven veel dieren echter langer in de opvang – zeker als het gaat om moeilijk herplaatsbare of exotische dieren.
Sommige dieren, zoals invasieve waterschildpadden, kunnen niet meer terug de natuur in of herplaatst worden. Deze dieren brengen de rest van hun leven door in gespecialiseerde opvanglocaties. Omdat ze vaak niet meer verkocht of verplaatst mogen worden, nemen ze structureel ruimte in. Dit brengt hoge opvangkosten met zich mee. Gemeenten kunnen overwegen om dit soort opvangen financieel te ondersteunen, bijvoorbeeld via een subsidie of projectbijdrage.
Dierenambulances handelen meldingen af, vervoeren de dieren en werken samen met opvanglocaties. Vrijwilligers en organisaties als Amivedi ondersteunen bij registratie en hereniging van dieren met hun eigenaar. Asielen verzorgen medische controle, voeding en herplaatsing, en worden deels gefinancierd via gemeentelijke bijdragen, adoptiebedragen en donaties.
Als dieradviseur is het belangrijk dit speelveld te kennen. Je helpt de gemeente bij het maken van goede afspraken, het opstellen van beleid en het inschatten van de kosten. Ook kun je wijzen op de noodzaak van preventie (voorlichting, chipacties, castratieprojecten) om de instroom van zwerfdieren te beperken.
Grootschalige dierproblemen: maatschappelijke weerstand en duurzame oplossingen
Bij het oplossen van problemen met grotere groepen dieren kiezen gemeenten regelmatig voor een snelle, goedkope oplossing zoals het laten afvangen en vergassen van dieren – vaak uitgevoerd door commerciële partijen zoals Duke. Hoewel deze aanpak in eerste instantie praktisch lijkt, roept ze bij inwoners vaak maatschappelijke verontwaardiging op. Dit geldt vooral wanneer het gaat om herkenbare of zichtbare dieren zoals ganzen, kippen of duiven.
De meest diervriendelijke en duurzame oplossing is het vangen en herplaatsen van de dieren bij erkende opvangcentra of geschikte locaties, mits de omstandigheden dit toelaten. Deze aanpak kost wellicht meer tijd en middelen, maar voorkomt reputatieschade voor de gemeente en draagt bij aan draagvlak binnen de gemeenschap.
Uiteindelijk draait een goede aanpak om het maken van zorgvuldige afwegingen: tussen kosten en kwaliteit, tussen snelheid en draagvlak, tussen individuele situaties en structurele oplossingen. Daarbij zijn ook heldere communicatie en actieve voorlichting onmisbaar. Door inwoners goed te informeren – bijvoorbeeld over waarom dieren worden afgevangen en waar ze terechtkomen – kan onbegrip worden voorkomen. Ook moet duidelijk worden gemaakt dat herplaatste dieren niet opnieuw in de openbare ruimte mogen worden uitgezet.
Kortom: goed beleid begint bij een doordachte aanpak, gebaseerd op dierenwelzijn, duidelijke verantwoordelijkheden en open communicatie met de samenleving. Alleen dan ontstaat er vertrouwen én een oplossing die werkt – voor mens én dier.
Praktijkvoorbeelden
Muskuseenden in Zaanstad
In de gemeente Zaanstad en omstreken speelden recent twee gevallen met zwerfdieren. Het eerste betrof muskuseenden (een tamme eendensoort. Deze eenden waren ooit uitgezet en de populatie groeide tot circa 190 dieren, wat leidde tot overlast (poep op straat, bijna-ongelukken in het verkeer).
De gemeente Zaanstad besloot in 2025 om de muskuseenden te vangen en ze niet te doden, maar te herplaatsen: ze werden verhuisd naar Akka’s Ganzenparadijs in Dalen, een opvang voor watervogels.
Dit is een voorbeeld van een diervriendelijke oplossing vanuit de gemeente. Buurtbewoners steunden dit plan grotendeels omdat het de overlast aanpakte zonder de dieren te schaden.
Vlakbij, in Oostzaan (buurgemeente), ging men ook muskuseenden vangen, maar daar ontstond protest: inwoners sloegen alarm omdat ze bang waren dat de eenden via een omweg toch gedood zouden worden. De Oostzaanse eenden waren voor sommigen geliefde dieren en zelfs onderdeel van de dorpsidentiteit. De vangactie werd na lawaaiprotest en een brandbrief van dierenorganisaties stopgezet.
Deze twee scenario’s (Zaanstad en Oostzaan) tonen aan hoe belangrijk communicatie en vertrouwen zijn. Zaanstad koos direct voor transparantie en opvang, Oostzaan stuitte op wantrouwen over de bestemming van de dieren.
Kippen in Sint Willebrord
In Sint Willebrord liep het aantal loslopende kippen op tot wel 150 in een park. In dat geval kregen eerst klagende omwonenden hun zin: de gemeente liet in één dag zo’n 80% van de kippen vangen en vergassen.
Toen dit nieuws uitkwam, waren dierenorganisaties verontwaardigd – zij vonden dat de kippen recht hebben op herplaatsing in plaats van doding. Na protest staakte de gemeente het doden; de overgebleven kippen mochten door vrijwilligers weggevangen en ondergebracht worden in een opvang waar ze mochten blijven leven. Dit haalde zelfs het programma van De Rijdende Rechter waarbij de partijen tegenover elkaar stonden. Overigens was de gemeente wel uitgenodigd voor dit programma, maar waren zij niet aanwezig.
Dit voorbeeld laat zien dat beleid rond zwerfdieren als kippen gevoelig ligt: de één ziet overlast en wil ingrijpen, de ander ziet dierenleed bij het doden van gezonde dieren. Als compromis werd hier gekozen voor herplaatsing, al was dat pas inmenging van buitenaf. Achteraf gezien had de gemeente hier beter op in kunnen zetten: de groep was oncontroleerbaar groot geworden en ingrijpen wás noodzakelijk. Door direct de dieren diervriendelijk af te vangen en onder te brengen bij een kippenopvang, was veel leed bespaard gebleven.

Verwilderde schildpadden in de natuur
In parken en vijvers door heel Nederland duiken ze op: waterschildpadden. Vaak zitten ze lekker te zonnen op een steen en lijken ze het prima naar hun zin te hebben. Maar schijn bedriegt: vrijwel al deze schildpadden zijn gedumpte ex-huisdieren en ze overleven het Nederlandse klimaat niet op lange termijn. Waterschildpadden kunnen onder 18 °C niet eten en vallen ze in winterrust, waarbij ze hun reserves opsouperen. In Nederland is het maar een paar maanden per jaar warm genoeg; de rest van het jaar teren ze langzaam weg. Binnen ongeveer 7 jaar sterft zo’n schildpad doorgaans van de honger of door de kou. Veel mensen realiseren zich dit niet en denken dat “hun schildpad het vast ook redt in de vijver”. Sterker nog, omdat steeds opnieuw nieuwe dieren worden gedumpt, lijkt het alsof dezelfde schildpadden jaar na jaar overleven, terwijl het in werkelijkheid telkens andere dieren kunnen zijn.
Hoe gaan gemeenten hiermee om? Waterschildpadden vallen onder de categorie exoten. Sommige soorten (zoals de roodwangschildpad) staan op de EU-lijst van invasieve exoten en mogen niet eens meer verhandeld worden, laat staan losgelaten. Het officiële overheidsbeleid is een uitsterfbeleid: men verwacht dat zonder ingrijpen de populatie zichzelf oplost (de dieren planten zich hier nog niet voort en sterven uit). In ongeveer 50 jaar zouden er dan geen waterschildpadden meer in het wild zijn. Dit beleid voorkomt kostbare opvang, maar betekent wel dat de bestaande schildpadden in de natuur hun dood tegemoet gaan op den duur. Dierenambulances rijden in veel regio’s ook niet uit voor schildpadden in een sloot, mede omdat er geen goede plek voor ze is om naartoe te brengen.
Via een hulpnetwerk (“schildpaddenopvang Nederland”) zorgen vrijwilligers dat gevonden schildpadden worden opgehaald en naar een landelijke opvang in Harkema gebracht. Veel mensen weten niet van het bestaan van zo’n opvang of stuiten op praktische problemen (er is beperkte capaciteit, ingewikkelde regels rondom exotische soorten, etc.).
Verwilderde schildpadden illustreren hoe een bepaald type zwerfdier een hoofdpijndossier kan worden: formeel is het een gehouden dier, maar niemand wil verantwoordelijkheid nemen. Ze vallen vaak buiten contracten van gemeente en dierenambulance, vooral als het om invasieve soorten gaat.
Als dieradviseur kun je gemeenten wijzen op hun zorgplicht voor alle gehouden dieren – dus ook gedumpte exotische huisdieren. Daarbij kun je aandringen op samenwerking met gespecialiseerde opvangcentra. Een praktisch advies kan zijn: regel als gemeente een overeenkomst met bijvoorbeeld de Stichting Schildpaddenopvang, zodat als burgers een schildpad melden, deze wél opgehaald en verzorgd kan worden. En zorg voor voorlichting: bijvoorbeeld een bordje bij parken “Zie je een schildpad? Meld het, want hij is hulpbehoevend” in plaats van de misleidende gedachte dat ze het “wel redden”.
Tamme ganzen en eenden
In veel stadsparken leven tamme ganzen en eenden die door mensen worden bijgevoerd, vaak met witbrood. Dit lijkt onschuldig, maar kan bij jonge vogels leiden tot engelenvleugels: een misvorming waarbij vleugels naar buiten draaien, veroorzaakt door verkeerde voeding. Deze dieren kunnen niet meer vliegen en raken blijvend gehandicapt. Hoewel ze er “groot en mooi” uitzien, lijden ze aan een onnatuurlijke groeistoornis.
De oorzaak ligt vaak bij goedbedoelde maar foute voeding. Vooral bij tamme ganzen die niet migreren en jaarrond in parken blijven, is dit probleem zichtbaar. Ze worden soms zo tam dat mensen ze namen geven, wat ingrijpen moeilijk maakt – zelfs als de dieren lijden. Gemeenten grijpen soms pas in bij overpopulatie of duidelijke welzijnsproblemen, wat tot protest kan leiden. Mogelijkheden zijn: afvangen en vergassen (wat tot protest leidt), afvangen en onderbrengen bij gespecialiseerde opvangcentra en nestbewerking: zorgen dat de gelegde eieren niet uitkomen waardoor populaties beperkt groeien en op termijn afnemen.
Dierenorganisaties proberen via voorlichting (zoals “voer geen brood”-borden) het probleem te beperken. Voor ernstig gehandicapte dieren kan opvang een oplossing zijn. Als dieradviseur kun je samen met omwonenden werken aan een beter voerbeleid, bijvoorbeeld met voederautomaten. Dit voorbeeld laat zien dat ook verwilderde gehouden dieren aandacht vragen en dat kennis van diergezondheid belangrijk is bij het adviseren over voer, gedrag en welzijn.
Exotische stierslangen in de Zuid-Hollandse duinen
Sinds 2013 worden in de duinen tussen Katwijk en Scheveningen stierslangen (Pantherophis guttatus, ook wel korenslangen genoemd) waargenomen. Deze niet-inheemse wurgslangen zijn oorspronkelijk afkomstig uit Noord-Amerika en populair als huisdier. Vermoed wordt dat ze door mensen zijn gedumpt of ontsnapt. In tegenstelling tot wat lang gedacht werd, blijkt uit onderzoek dat deze slangen zich in het Nederlandse kustklimaat kunnen handhaven én voortplanten in het wild – in 2023 zijn voor het eerst pasgeboren exemplaren aangetroffen in de duinen.
De stierslangen leven in de vegetatie van de duinen en jagen op kleine zoogdieren, vogels en reptielen. Ze zijn actief bij zonnig weer en gebruiken beschutte plekken zoals konijnenholen om te schuilen. In koude periodes gaan ze in winterslaap. Het feit dat ze al jaren in hetzelfde gebied voorkomen en nu ook jongen hebben, wijst op een zich vestigende populatie.
Risico’s voor mens en natuur
Hoewel stierslangen niet giftig zijn en voor mensen doorgaans ongevaarlijk, kunnen ze wel problemen veroorzaken:
- Ze vormen een bedreiging voor inheemse fauna, zoals jonge vogels, muizen, kleine reptielen en amfibieën.
- Als roofdieren zonder natuurlijke vijanden kunnen ze het ecologische evenwicht verstoren.
- Ze dragen mogelijk ziekteverwekkers over op wilde dieren.
- Voor mensen kunnen ze tot onrust leiden als ze worden aangetroffen in tuinen of recreatiegebieden – vooral bij mensen met angst voor slangen.
- Omdat ze niet op de Europese lijst van invasieve exoten staan, is er nog geen verplichte bestrijdingsaanpak – maar dat zou kunnen veranderen als de populatie zich uitbreidt.
Wat betekent dit voor gemeenten? Deze casus onderstreept dat het loslaten van exotische huisdieren ernstige gevolgen kan hebben voor de biodiversiteit én voor de publieke veiligheid. Gemeenten in natuur- en duingebieden moeten alert zijn op meldingen van ongebruikelijke dieren en samenwerken met terreinbeheerders en herpetologen (reptielendeskundigen) om de risico’s te monitoren. Voorlichting aan inwoners is cruciaal: een slang is géén dier om ‘in het wild’ een tweede kans te geven. Ook bij vermoedens van dumping of handel kunnen gemeenten signalen doorgeven aan de NVWA of politie.
Een opdracht om voor jezelf uit te werken
Stel, je bent dieradviseur bij een gemeente waar in een wijk regelmatig problemen zijn rondom muskuseenden (Kaapse eenden). Er zijn in de buurt twee kampen: de inwoners die regelmatig voor deze dieren zorgen en een groep die zich mateloos ergert aan de herrie- en poepoverlast. Eerder is een groep muskuseenden, onder begeleiding van de politie (in verband met bedreigingen), afgevangen en ondergebracht bij de kinderboerderij. Een maand later zat er echter een nieuwe groep: inwoners hadden nieuwe eenden gekocht en weer geplaatst op de vrijgekomen plek.
Hoe zou jij dit aanpakken? De inwoners zijn bijna op het punt gekomen dat de muskuseenden voor een heftige strijd zorgen waarbij men elkaar te lijf gaat.
Je hoeft deze uitwerking niet in te sturen als huiswerk.