Module 3:  Dieren in de gemeente

3.5  Dierenwelzijn in de praktijk

Intrinsieke waarde en de Five Domains in de praktijk

Hoe vertaal je dierenwelzijn in de praktijk naar concreet beleid en maatregelen voor verschillende diercategorieën binnen een gemeente? In deze les leer je hoe de intrinsieke waarde van dieren en de Five Domains benadering richting geven aan jouw werk als dieradviseur en hoe je deze inzichten toepast op (1) gehouden dieren, (2) hobby- en commercieel gehouden dieren, (3) dieren uit het wild en (4) plaagdieren.

Intrinsieke waarde van dieren

De intrinsieke waarde houdt in dat dieren een eigen waarde bezitten onafhankelijk van hun nut of waarde voor de mens. In de Wet dieren (art. 1.3) is vastgelegd dat deze intrinsieke waarde officieel wordt erkend; dieren worden gezien als levende wezens met gevoel en eigenwaarde. Dit betekent dat dieren niet louter als “product” of gebruiksvoorwerp mogen worden beschouwd, maar als individuen met eigen rechten en een eigen welzijn.
Het respecteren van de intrinsieke waarde vormt de ethische basis: bij elke beslissing die een gemeente neemt rond dieren (bijv. opvang, beheer of bestrijding) moet rekening worden gehouden met het welzijn en de integriteit van het dier, naast andere belangen.

Five Domains benadering

Traditioneel werd dierenwelzijn vaak benaderd via de Vijf Vrijheden van Brambell, die minimale randvoorwaarden scheppen (vrij van honger, dorst, ongemak, pijn/ziekte, angst/stress; en vrijheid tot normaal gedrag).

De moderne Five Domains-benadering (ontwikkeld door Mellor et al.) bouwt hierop voort door niet alleen afwezigheid van leed, maar ook de aanwezigheid van positief welzijn te benadrukken. Dit model onderscheidt vier fysieke domeinen – voeding, omgeving, gezondheid en gedrag – die de objectieve omstandigheden van het dier beschrijven. Deze factoren beïnvloeden samen het vijfde domein: de mentale toestand van het dier, oftewel hoe het dier zich voelt.

Het Five Domains model maakt inzichtelijk waarom bepaalde omstandigheden welzijn bevorderen of schaden, en legt de link tussen meetbare condities en de subjectieve ervaring van het dier. Met andere woorden: een dier heeft niet alleen recht op het vermijden van negatief welzijn, maar ook op kansen om positief welzijn te ervaren (een leven dat de moeite waard is, “a life worth living”).

Met deze inzichten in de intrinsieke waarde en de Five Domains kunnen gemeenten een welzijnsbeleid vormgeven dat verder gaat dan alleen basiszorg. In onderstaande secties vertalen we deze principes naar praktische maatregelen per diercategorie.

Praktische toepassing: dierenwelzijn per categorie

Gemeenten hebben invloed op dierenwelzijn in diverse domeinen van de samenleving. Hier bekijken we per diercategorie hoe de intrinsieke waarde en Five Domains benadering concreet kunnen worden toegepast in beleid en maatregelen.

Dierenwelzijn per categorie
1. Gehouden dieren (huisdieren)

Voorbeelden toepassing dierenwelzijn bij gehouden dieren

Voorlichting en bewustwording

Gemeenten kunnen inzetten op educatie van inwoners over verantwoord huisdierenbezit, waarbij de intrinsieke waarde van huisdieren centraal staat. Denk aan campagnes over de dagelijkse zorgbehoeften van honden en katten volgens de vijf domeinen: voldoende voeding en water, een geschikte omgeving (huisvesting, klimaat), goede gezondheidszorg (inentingen, dierenartsbezoek), ruimte voor natuurlijk gedrag (bewegingsruimte, speelgelegenheid, sociaal contact) en het voorkomen van stress en angst (mentale welzijn).

De gemeente kan bijvoorbeeld subsidie geven aan kinderboerderijen die educatieve pakketten ontwikkelen om de jeugd meer te leren hoe zij verantwoord om kunnen gaan met dieren. Ook kan er in gesprek met dierenwinkels gekeken worden welke adviezen zij meegeven aan hun klanten. 
Hoewel dit geen wettelijke taak is voor een gemeente (want achter de voordeur), kan er toch in samenwerking met partners meer bereikt worden aan een betere zorg door gehouden dieren. 

Identificatie en registratie

Vanuit de Wet dieren geldt een zorgplicht voor huisdiereigenaren, en gemeenten dragen bij aan de handhaving hiervan. Een praktisch voorbeeld is het chippen en registreren van huisdieren. Voor honden is chippen verplicht en ook voor katten wordt dat binnenkort verplicht. Door goede registratie kunnen verdwaalde dieren sneller herenigd worden met hun eigenaar, wat het dierenwelzijn ten goede komt (minder langdurige stress en onzekerheid bij het dier).

De gemeente kan bijvoorbeeld een samenwerking opzetten met dierenartsen voor een ‘katten chippen met korting’ actie waarbij inwoners met korting hun katten kunnen laten chippen.

Opvang en noodhulp

Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de opvang van zwervende huisdieren. Wettelijk moeten gevonden dieren ten minste 14 dagen worden verzorgd; in die periode probeert men de eigenaar te vinden, daarna kan herplaatsing volgen. In de praktijk betekent dit dat de gemeente contracten afsluit met dierenasielen en de dierenambulance ondersteunt. Binnen de asielen kan de Five Domains benadering helpen om niet alleen lichamelijke verzorging te bieden, maar ook aandacht te hebben voor het mentale welzijn van opvangdieren (bijvoorbeeld door verrijking in hokken, sociale interactie en stressvermindering).

De gemeente kan de asielen helpen met een extra vergoeding of een oproep voor meer vrijwilligers die helpen katten te socialiseren of met de honden gaan wandelen.

Handhaving dierenwelzijn

Gemeentelijke handhavers (samen met inspectiediensten zoals de LID en politie) zien erop toe dat huisdieren niet verwaarloosd of mishandeld worden. De intrinsieke waarde van gezelschapsdieren vereist dat elke hond, kat, konijn etc. de zorg krijgt die hij “redelijkerwijs behoeft”. In de praktijk kan dit inhouden: controleren op voldoende voedsel en hygiëne bij hobbyhouders, optreden tegen hitte in auto’s en het verstrekken van vergunningen voor de bouw van een schuilstal.

De dieradviseur kan als vraagbaak dienen voor de boa’s die tegen vragen aanlopen wat wel of niet verwaarlozing is. Zo kan er een training worden gegeven die ingaat op de intrinsieke waarde en de Five Domains en de vertaalslag maakt waar de handhavers op moeten letten als zij een melding krijgen van verwaarlozing. 

2. Hobby- en commercieel gehouden dieren

Voorbeelden toepassing dierenwelzijn bij hobby- en commercieel gehouden dieren

Vergunningen en toezicht

Gemeenten kunnen via vergunningstelsels voorwaarden stellen die het welzijn borgen. Bijvoorbeeld bij evenementen met dieren: een gemeente kan als voorwaarde voor de vergunningverlening eisen dat er een dierenwelzijnsplan is, gebaseerd op de Five Domains.

Ook voor het houden van dieren in kinderboerderijen of op publiek toegankelijke plekken kan de gemeente welzijnsrichtlijnen hanteren (bv. minimum hokafmetingen, rustperiodes voor sportpaarden, verplichte veterinaire controles). Landelijke regels (zoals het Besluit houders van dieren) stellen al eisen aan commerciële houders.

De gemeente kan bijvoorbeeld als tegenprestatie van een subsidie voor de kinderboerderij eisen dat zij voldoen aan het vSKBN keurmerk.

Faciliteren goede huisvesting

Binnen het fysieke domein (omgeving) kunnen gemeenten maatregelen nemen om dierenwelzijn te bevorderen. Denk aan het ondersteunen van initiatieven voor diervriendelijke stallen of weiden voor hobbydierhouders.

Bijvoorbeeld: subsidie voor een beter geventileerde konijnenstal bij een kinderboerderij, of aanpassing van de ondergrond in een manage om blessures (gezondheid) te voorkomen. Ook kan een gemeente bijvoorbeeld meer ruimte beschikbaar stellen voor uitbreiding van een dierenweide zodat de dieren meer natuurlijk gedrag kunnen tonen, zoals rondrennen.

Samenwerking met sector en verenigingen

Dieradviseurs in gemeenten werken vaak samen met lokale dierenartsen, fokverenigingen, sportclubs en de dierenbescherming om welzijnsnormen te promoten. Bijvoorbeeld: een duivenvereniging voorlichten over hittestress bij transport (zodat organisatoren bij warm weer extra water en rust voorzien, aansluitend bij de domeinen voeding en omgeving), of trainingen aanbieden aan hobbyboeren over het herkennen van pijn en stress bij hun vee (domeinen gezondheid en mentale staat).

3. Dieren in het wild

Voorbeelden toepassing dierenwelzijn bij dieren in het wild

Natuur in de stad

In gemeenten wonen talloze wilde dieren – van vogels en egels tot vossen en herten in buitengebieden. De intrinsieke waarde van wilde dieren betekent dat zij recht hebben op een leven overeenkomstig hun natuur, ook binnen menselijke leefgebieden.

Gemeentelijk groenbeleid kan hierop inspelen door bijvoorbeeld diervriendelijke oevers, faunapassages en groenstroken in te richten, zodat wilde dieren toegang hebben tot voedsel, schuilplaatsen en migratieroutes (domeinen voeding en omgeving).

Een gemeente kan ook richtlijnen opstellen om bij stedelijke werkzaamheden (maaien, snoeien, bouw) rekening te houden met fauna, zodat verstoring en leed zoveel mogelijk voorkomen worden.

Hulp bij nood

Hoewel wilde dieren doorgaans zichzelf redden, komen noodsituaties voor (bijvoorbeeld een gewonde zwaan op een vijver, of een aangereden ree). Veel gemeenten hebben afspraken met de dierenambulance of opvangcentra om hulp te bieden aan in het wild levende dieren die lijden. Denk aan het opvangen van verzwakte egels in de winter of het verzorgen van een aangereden wilde eend.

Hier komen weer de vijf domeinen in beeld: in een opvang moet het dier voldoende kunnen eten/drinken, medische zorg krijgen (gezondheid), passende huisvesting om te herstellen, rust en veiligheid (omgeving/mentale toestand). Bij wilde dieren is dit vaak heel complex: de aard van het dier is vluchten! Dat maakt een passende huisvesting, rust en veiligheid zéér belangrijk omdat het dier uit zijn natuurlijke habitat is gehaald en geconfronteerd wordt met één van zijn grootste vijanden: de mens! 

Beheer van populaties

Soms moeten gemeenten ingrijpen bij wildpopulaties, bijvoorbeeld als een diersoort ziekten verspreidt of verkeersgevaar veroorzaakt. Een diervriendelijke aanpak zoekt hierbij naar oplossingen met respect voor het natuurlijk gedrag en mentale welzijn van dieren.

Een gemeente kan bijvoorbeeld in overleg met de WBE in plaats van afschot toe te passen bij bijvoorbeeld een groep wilde konijnen die sportvelden ondergraven, eerst kijken naar herplaatsing, het plaatsen van rasters of geboortebeperking.
De grondeigenaar is verantwoordelijk voor de dieren op het terrein. Zo is bij de Amsterdamse Waterleidingduinen een overschot aan damherten. Daar wordt sinds 2016 actief door boswachters, in dienst van de Amsterdamse Waterleidingduinen, de populatie verkleind. 

Respect voor natuurlijke processen

Een belangrijke afweging bij wild dierenwelzijn is wanneer de mens moet ingrijpen en wanneer niet. In de natuur komen namelijk verschijnselen voor die wreed lijken, maar natuurlijk zijn. Zo sterven in strenge winters sommige zwakke dieren, of worden in een eendenfamilie niet alle kuikens groot.
Het beleid van veel gemeenten is om natuurlijke processen hun gang te laten gaan, tenzij er een directe menselijke oorzaak of verantwoordelijkheid is.

De intrinsieke waarde van wilde dieren omvat namelijk ook respect voor hun eigen levenswijze. Als dierenadviseur moet je dus vaak balanceren tussen niet onnodig ingrijpen én niet onnodig laten lijden – een subtiel onderscheid, waarbij ook de druk van de maatschappij meespeelt.

4. Plaagdieren

Voorbeelden toepassing dierenwelzijn bij plaagdieren

Preventie staat voorop

Dieren die als plaag worden beschouwd, brengen gemeenten voor lastige uitdagingen. Enerzijds kan overlast de volksgezondheid en het welzijn van inwoners schaden, anderzijds hebben ook deze dieren intrinsieke waarde. Gemeentelijk plaagdierenbeleid richt zich daarom steeds meer op preventieve maatregelen en duurzame beheersing.

Denk aan strikte afvalbeheer als ondergrondse containers (minder etensresten = minder rattenvoer), bouwkundig beheer (gaten dichten in gebouwen), en voorlichting aan inwoners om geen dieren te voeren waar dat overlast aantrekt. Deze aanpak –Integrated Pest Management (IPM) – voorkomt dat populaties uit de hand lopen, zodat doden van dieren tot een minimum beperkt kan blijven.

Humane bestrijding

Als bestrijding toch noodzakelijk is, kiezen steeds meer gemeenten voor de meest humane methoden. Traditionele gifmethodes of wrede vallen komen ter discussie te staan, omdat ze veel leed veroorzaken. Een diervriendelijke gemeente laat bijvoorbeeld gifvrije muizenvallen plaatsen of zet in op vangkooien, zodat dieren snel en zonder onnodige pijn gedood kunnen worden als het echt moet.

Bij rattenoverlast kan men bijvoorbeeld gebruikmaken van lokdozen met CO2-valsystemen (waarbij het dier direct bewusteloos raakt) in plaats van langdurig werkend gif. Het streven is om het lijden te minimaliseren overeenkomstig de zorgplicht uit de Wet dieren.

Innovatie en alternatieven

Dieradviseurs zoeken vaak creatief naar alternatieven die zowel effectief als diervriendelijk zijn. Zo experimenteerden sommige gemeenten met biologische bestrijding (bijv. natuurlijke vijanden uitzetten tegen de eikenprocessierups door het ophangen van nestkastjes om koolmezen aan te trekken die deze rupsen graag opeten), of met fertiliteitsbeperking bij duiven zodat de populatie geleidelijk krimpt.

Steeds wordt gekeken naar de vijf domeinen van het dier: voeding wegnemen (toegang tot voedsel beperken), omgeving aanpassen (nestplaatsen ongeschikt maken), gezondheid en gedrag beïnvloeden (bijv. door diervriendelijke afschrikmethodes) – alles om te voorkomen dat het dier ongecontroleerd moet worden gedood.

Ethiek in plaagdierbeheer

Een lastige kwestie bij plaagdieren is dat er vroeger weinig aandacht was voor hun welzijn en waarde. Waar proefdieren bijvoorbeeld wettelijke bescherming en empathie krijgen, vallen ratten of duiven in de praktijk soms tussen wal en schip.

Als dieradviseur is het jouw taak om ook deze dieren een stem te geven: hun intrinsieke waarde benadrukken en pleiten voor een aanpak die noodzakelijk kwaad beperkt. Dit betekent bijvoorbeeld het bestuur uitleggen dat een structurele oplossing (preventie) beter is dan een snelle harde ingreep, zowel in ethisch opzicht als voor langdurig succes.

Uitdagingen en dilemma’s bij implementatie

Het implementeren van dierenwelzijnsbeleid op gemeentelijk niveau gaat gepaard met diverse uitdagingen:

Beperkte bevoegdheden en middelen
Niet alle aspecten van dierenwelzijn vallen direct onder de gemeente. Veel wettelijke bevoegdheden liggen bij het Rijk of de provincie. Zo bepaalt de landelijke overheid regels voor veehouderij en huisdierhandel, en provincies gaan over natuurbeheer en jacht. Een gemeente kan alleen binnen die kaders werken, eigen regels opnemen in de APV en verder vooral goed samenwerken met partijen als de politie, LID, NVWA, dierenartsen, etc.

Handhaving achter de voordeur
In de praktijk is het moeilijk om bij particuliere eigenaren te controleren of dieren goed behandeld worden. Gemeenten hebben geen bevoegdheid om achter de voordeur te kijken bij vermoedens van verwaarlozing. Ze zijn afhankelijk van meldingen van omwonenden of hulpdiensten, en zelfs dan mag alleen de politie naar binnen.

Dit creëert dilemma’s: hoe grijp je in vóórdat er dierenleed ontstaat? Hoe balanceer je dierenwelzijn met privacy van inwoners? Dieradviseurs moeten vaak in overleg met handhavers en politie om binnen juridische kaders toch welzijnscontroles uit te kunnen voeren.

Publieke opinie en belangentegenstellingen
Dierenwelzijn kan emotionele discussies oproepen. Stakeholders variëren van dierenrechtenorganisaties tot bedrijfsmatige houders, jagers, en inwoners die overlast ervaren. Een dilemma is bijvoorbeeld wanneer inwoners klagen over duivenpoep of vossen bij kippen, terwijl dierenliefhebbers juist willen dat die dieren met rust gelaten worden.

De dieradviseur moet hier bruggen bouwen: inwoners uitleggen waarom de gemeente kiest voor diervriendelijke beheersing (en dat dit ook in hun belang is op lange termijn), én zorgen dat dierenorganisaties begrijpen dat soms ingrijpen noodzakelijk is. Het verankeren van de intrinsieke waarde in beleid is één ding; deze waarde in lastige situaties verdedigen vraagt om overtuigingskracht en nuance. En een dikke huid en een lange adem.

Ethische keuzes bij noodzaken
Soms is het onvermijdelijk dat dierenwelzijn botst met andere belangen, zoals volksgezondheid of veiligheid. Denk aan het ruimen van een verwaarloosde veestapel bij besmettelijke ziekte, of het moeten doden van een zeer agressieve hond. Hoe pijnlijk ook, de gemeente moet in zulke gevallen handelen.

De Five Domains bieden houvast om zelfs dan zo humaan mogelijk te werk te gaan – bijvoorbeeld zorgen dat het mentale lijden van het dier (stress, angst) beperkt blijft door snelle uitvoering en sedatie indien mogelijk. Het dilemma is vaak niet óf er ingegrepen wordt, maar hoe. Dieradviseurs bewaken dat de intrinsieke waarde van het dier ook in noodsituaties niet uit het oog wordt verloren.

Gebrek aan kennis of draagvlak
In sommige gemeenten is dierenwelzijn nog een nieuw onderwerp en ontbreekt de ervaring of politieke aandacht. Als dieradviseur kun je te maken krijgen met koudwatervrees bij beleidsmakers: “Hoort dit wel bij onze taken?”

Het is dan jouw rol om collega’s mee te nemen in de waarde van dierenwelzijn en het belang van de intrinsieke waarde en de Five Domains benadering uit te leggen. Dit vraagt soms geduld en een stukje scholing. Door te laten zien dat aandacht voor dierenwelzijn ook bijdraagt aan sociaal welzijn, veiligheid en milieukwaliteit, kun je draagvlak creëren. Succesvolle voorbeelden uit andere gemeenten helpen om te laten zien dat dierenwelzijn niet alleen mogelijk is, maar ook meetbare positieve impact heeft.

Praktijkvoorbeeld: diervriendelijke aanpak van zwerfkatten

In de gemeente is er een toenemend aantal zwerfkatten gesignaleerd. Bewoners klagen over katten die vuilniszakkenJe titel komt hier openkrabben en vogels bejagen. Tegelijkertijd maken dierenorganisaties zich zorgen, want de katten leven vaak onder erbarmelijke omstandigheden – ze zijn mager, ongezond en krijgen voortdurend nestjes (waarvan veel kittens sterven).

Het dilemma is duidelijk: hoe beperk je de overlast én verbeter je het welzijn van deze katten, rekening houdend met hun intrinsieke waarde?

De uitwerking van dit praktijkvoorbeeld staat hieronder
De aanpak:

Traditionele aanpak vs nieuwe aanpak

Vroeger werden zwerfkatten in het buitengebied doodgeschoten. In de provincie Friesland gebeurt dat nog steeds. Steeds vaker worden de katten gevangen en naar het asiel gebracht. Socialiseerbare dieren vonden soms een nieuw thuis, maar wilde katten belandden vaak in een uitzichtloze situatie en werden daarom vaak geëuthanaseerd.

Vanuit de intrinsieke waarde van deze dieren is dat onwenselijk; hun leven heeft waarde, ook als ze (nog) geen knuffelhuisdier zijn.

De gemeente besluit daarom een TNR(C)-programma in te voeren: Trap, Neuter, Return & Care. Deze internationaal beproefde methode houdt in dat zwerfkatten worden gevangen, geneutraliseerd (gesteriliseerd/gecastreerd, gezondheidscheck), en daarna – als ze wild zijn – teruggezet in hun kolonie. Tamme zwerfkatten worden herplaatst. Na terugkeer krijgen de katten goed geregelde verzorging ter plaatse: vrijwilligers voeren de dieren (voldoende voeding), bieden indien mogelijk beschutting (omgeving) en houden de gezondheid in de gaten. Zo wordt de populatie niet groter (geen voortplanting), vermindert overlast en neemt het welzijn toe.

Toepassing van Five Domains

De gemeente, de dierenambulance en het asiel werken samen aan dit project. Ze passen de vijf domeinen toe om niets over het hoofd te zien:

  • Voeding: er komen voederplekken op vaste tijden. De katten hebben daardoor geen honger meer en scheuren geen vuilniszakken open (bijkomend positief effect voor buurt).
  • Omgeving: op rustige plekjes worden simpele schuilhokken geplaatst, zodat katten bij slecht weer droog en warm kunnen zitten. Dit verhoogt hun comfort en veiligheid.
  • Gezondheid: alle gevangen katten krijgen een medische check, worden ontwormd/ontvlooid en gechipt. Zieke of gewonde dieren worden behandeld. De sterilisatie verbetert hun gezondheid op termijn en voorkomt de stress van voortdurende dracht.
  • Gedrag: omdat de kolonies terugkeren naar hun vertrouwde leefgebied, kunnen de katten hun natuurlijke gedrag (territorium houden, muizen jagen) blijven uitoefenen zonder lange opsluiting. Wel worden ze gesocialiseerd voor zover mogelijk; van eventuele nestjes worden de jonge kittens gevangen en ter adoptie aangeboden, zodat ze tam opgroeien.
  • Mentale toestand: door de sterilisatie/castratie neemt vechtgedrag en stress in de groep af. Regelmatige voedering maakt de dieren minder angstig (ze hoeven niet continu op zoek). Ook de verzorgers leren de katten kennen, waardoor vroege signalen van lijden (bijvoorbeeld een kat die apathisch is) opgemerkt en aangepakt worden.

Intrinsieke waarde in beleid

De gemeente draagt met dit plan uit dat ieder dier telt – ook een wilde zwerfkat heeft recht op een humane behandeling. In plaats van deze katten als “plaag” te zien die verwijderd moet worden, erkent men hun intrinsieke waarde als onderdeel van de stadsgemeenschap. Er wordt beleid gemaakt dat zowel de katten zelf als de inwoners ten goede komt. Het plan krijgt brede steun nadat de aanpak in een pilotbuurt succesvol blijkt: minder stank en geluidsoverlast, en gezondere, rustigere katten.

Resultaat en leerpunten

Na twee jaar is de zwerfkattenpopulatie met 30% afgenomen. Het welzijn van de resterende dieren is duidelijk verbeterd (vachtconditie beter, nauwelijks nieuwe kittens).

De casus toont hoe het toepassen van de Five Domains en de intrinsieke waardebenadering in gemeentelijk beleid praktisch haalbaar is.

Wel zijn er leerpunten: blijvende monitoring is nodig (nieuwe gedumpte katten tijdig oppakken), en het succes hangt sterk af van vrijwilligers en samenwerking tussen gemeente en dierenorganisatie.
Ook bleek communicatie essentieel: buurtbewoners raakten meer betrokken en meldden nieuwe katten snel bij het team, en velen waardeerden de diervriendelijke aanpak. In plaats van een chip (die niet te lezen waren bij deze lastig te vangen katten), werd een klein puntje van het niet-doorbloede deel van de oor (onder verdoving) verwijderd (eartip). Zo kon op afstand gezien worden dat het om een kat ging die al eerder gesteriliseerd/gecastreerd was.

Een opdracht om voor jezelf uit te werken

Stel, je bent dieradviseur in een gemeente die een groot park beheert. In dit park leven wilde konijnen die regelmatig de bloemenperken vernielen en tunnels graven onder het grasveld, tot ergernis van de groendienst. Enkele raadsleden willen drastisch ingrijpen en overwegen de konijnen te laten vangen en doden. Hoe zou jij in deze situatie adviseren? Denk aan de intrinsieke waarde van de konijnen en gebruik de Five Domains om mogelijke alternatieven of randvoorwaarden voor aanpak te formuleren. Wat zijn de ethische en praktische overwegingen in jouw advies?

Je hoeft deze uitwerking niet in te sturen als huiswerk.

Don`t copy text!